Vragen van het lid Dille (PVV) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over ondertoezichtstelling (ingezonden 20 april 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 juni 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Overleden peuter vanaf begin onder toezicht»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4

Hoe kan het dat dit 3-jarige jongetje is geplaatst in een gezin waarvan de vriend van moeder meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten?

Wat vind u van de beslissing van de kinderrechter om – ondanks de langdurige en zorgelijke voorgeschiedenis – geen ondertoezichtstelling (OTS) te verlenen, tegen het nadrukkelijke advies in van Bureau Jeugdzorg?

Welke actie gaat u ondernemen om dit soort situaties in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen?

Antwoord 2, 3, 4

Ik treed niet in het oordeel van een kinderrechter. Ik wil voorop stellen dat ernstige en droevige voorvallen zoals dit overlijden van een peuter mij diep raken en ik realiseer mij dat de maatschappelijke impact hiervan groot is.

Ik kan u vertellen dat de Inspectie Jeugdzorg naar aanleiding van het overlijden van het genoemde jongetje een eigenstandig onderzoek uitvoert naar de bij het gezin betrokken jeugdzorginstellingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Tevens verricht het OM onderzoek naar de strafrechtelijke aspecten van deze zaak. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van lopende onderzoeken in een individueel dossier.

Vraag 5

Hoeveel aanvragen voor OTS liggen op dit moment bij de rechter voor ter beoordeling?

Antwoord 5

Op grond van de wet- en regelgeving wordt voor de afdoening van verzoeken om een kinderbeschermingsmaatregel als volgt gewerkt:

  • 1. Spoedverzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming voor een OTS worden onmiddellijk door de rechtbank behandeld en de rechtbank is daarvoor 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. De rechtbank kan dan een voorlopige onder toezichtstelling uitspreken.

  • 2. Reguliere nieuwe niet spoedverzoeken voor een OTS (dus niet de verlengingsverzoeken) worden vrijwel allemaal behandeld en uitgesproken binnen 3 weken na indiening door de Raad voor de Kinderbescherming.

Het aantal verzoeken tot OTS (en uhp) in behandeling bij de rechtbanken bedraagt per 13 mei circa 3000, waarbij het gaat om in totaal ongeveer 5300 kinderen.

Voor het overgrote deel van deze zaken geldt dat er weliswaar een verzoek om een OTS is ingediend, maar dat de kinderen inmiddels reeds door een voorlopige maatregel onder toezicht zijn gesteld, danwel dat er in lopende verzoeken al een tussenbeschikking is afgegeven. Deze zaken worden gekenmerkt als lopende zaak maar hierbij is feitelijk al een maatregel van kracht.


X Noot
1

Telegraaf, 19 april 2011.

Naar boven