Vragen van het lid Van den Besselaar (PVV) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gesjoemel met werknemersaantallen ter verkrijging van avv voor de thans geldende cao voor de Bouwnijverheid, hierna kortweg Bouw-cao genoemd, en de cao-BTER voor de Bouwnijverheid, hierna kortweg cao-BTER genoemd (ingezonden 18 mei 2011).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 7 juni 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met de artikelen waarbij kleinere aannemers forse kritiek hebben op de algemeen verbindend verklaarde Bouw-cao (1 januari 2011 t/m 31 december 2011) en cao-BTER (1 januari 2011 t/m 31 december 2015)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met het feit dat zeven werkgeversorganisaties waarvan de leden een substantieel aandeel werknemers hebben vanaf de Bouw-cao 2009 geen partij meer zijn bij deze cao en dat de cao-partijen, die deze cao hebben afgesloten, geen overeenkomstige aanpassingen hebben gedaan in de opgave van werknemersaantallen in dienst van georganiseerde werkgevers zoals op grond van het Toetsingskader AVV is vereist?2

Antwoord 2

Een belangrijke voorwaarde voor algemeen verbindend verklaring van cao-bepalingen (avv) is het meerderheidsvereiste: de cao waarvoor om avv wordt verzocht moet – naar mijn oordeel – reeds gelden voor een belangrijke meerderheid van de werknemers in de bedrijfstak. Hiervan is in ieder geval sprake als minimaal 60% van de werknemers werkt bij de werkgevers die al vóór het avv-besluit aan de bedrijfstak-cao gebonden zijn (wegens lidmaatschap bij de werkgeversvereniging die de cao heeft afgesloten). Zoals in de vraag is aangegeven klopt het dat zeven werkgeversorganisaties vanaf de bouw-cao 2009 geen partij meer waren bij deze cao. Doordat de cijfers uit 2007 en 2009 bijna overeenkomen kan de indruk ontstaan dat er geen aanpassingen zijn gedaan in de representativiteitsopgave. De benodigde aanpassingen zijn echter wel doorgevoerd: bij de opgave in 2009 zijn de zeven werkgeversorganisaties buiten beschouwing gelaten. Dat het cijfer nauwelijks afwijkt van een eerdere opgave komt doordat er in 2009 een kwaliteitsslag is gemaakt in het beschikbare bronmateriaal.

Vraag 3

Bent u bekend met het bezwaar dat de Aannemersfederatie Nederland (AFNL), een koepel met ca. 1800 werkgevers waarbij ca. 40 000 werknemers in dienst zijn, op 17 augustus 2010 heeft ingediend tegen het avv-en van de Bouw-cao en de cao-BTER, omdat werd getwijfeld aan de representativiteitcijfers ingediend door cao-partijen? Zo ja, is er door u onderzoek gedaan naar de juistheid van de opgegeven aantallen?

Antwoord 3

Nadat een avv-verzoek bij mij is ingediend wordt dit openbaar bekend gemaakt in de Staatscourant. Belanghebbenden hebben drie weken de tijd om bedenkingen tegen het verzoek in te dienen. Bedenkingen worden indien nodig voor reactie voorgelegd aan de cao-partijen. De bedenkingen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de representativiteit.

In dit specifieke geval heeft de Aannemersfederatie Nederland (AFNL) op 17 augustus 2010 bedenkingen ingediend tegen zowel de cao Bouw als de cao Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid (BTER cao-fonds). Deze waren hoofdzakelijk gericht op de vraag of de gelden uit het BTER-fonds wel juist werden besteed. In de brief heeft de AFNL daarnaast de opmerking gemaakt zich te verbazen over de representativiteit. Op dit punt heeft de AFNL in de brief van 17 augustus echter geen met feiten onderbouwde bedenkingen ingediend. Cao-partijen in de Bouwnijverheid zijn om een reactie terzake verzocht. Uit de beschikbare gegevens en de nadere reactie van cao-partijen is geconcludeerd dat cao-partijen hebben voldaan aan het meerderheidsvereiste.

Vraag 4

Bent u bekend met het feit dat de aangeleverde werknemersaantallen zijn gecontroleerd door Ernst & Young, die bij het verzoek tot avv aan u heeft medegedeeld, dat de betrouwbaarheid van de aangereikte cijfers niet is onderzocht? Zo ja, waarom is er door u niets ondernomen om de betrouwbaarheid van de cijfers te (laten) verifiëren?

Antwoord 4

De mededeling van Ernst & Young waarop wordt gedoeld is terug te vinden in de accountantsverklaringen van 2006 en 2007. In de betreffende verklaringen komt de accountant tot een representativiteitsoordeel van respectievelijk 65,98% en 64,2%. Alvorens een avv-besluit wordt genomen is het mijn taak om een oordeel te vormen over de vraag of is voldaan aan het meerderheidsvereiste. Een meerderheid van 60% of meer – wat in deze casus het geval is – is in de beleidsregels gedefinieerd als een belangrijke meerderheid. Hoewel dit niet was vereist hebben partijen bij de bouw-cao een accountantsverklaring overlegd bij hun opgave van de representativiteit. Een accountantsverklaring is alleen relevant als er beargumenteerde bedenkingen tegen de representativiteit zijn ingediend die aanleiding geven tot nader onderzoek, verificatie en/of onderbouwing.

In de jaren 2009 en 2010 bedroeg het representativiteitspercentage respectievelijk 66,99% en 67%. Ernst & Young heeft daarover geconcludeerd dat de opgave van cao-partijen en de daaronder liggende gegevens juist zijn weergegeven.

Vraag 5, 6

Bent u bekend met het feit dat werknemersaantallen in de bouw worden aangeleverd door Cordares, waarin de huidige cao-partijen een groot financieel belang hebben?

Zo ja, deelt u de mening dat, gezien de grote financiële belangen van cao-partijen zelf, zowel bij Cordares als bij de cao-Bouw en cao-BTER, het wenselijk is dat een onafhankelijke instituut zoals Research voor Beleid, waarmee in de horecasector goede ervaring is opgedaan, moet worden ingeschakeld om de opgave van werknemersaantallen te verzorgen? Zo ja, bent u bereid dit in het Toetsingskader AVV te verankeren?

Bent u bereid een nader onafhankelijk onderzoek te (laten) verrichten naar de representativiteitcijfers van de Bouw-cao en cao BTER, en heeft u aansluitend de bereidheid om indien blijkt dat met deze cijfers is gesjoemeld deze cao’s, mede gezien de vraagstelling onder 1, alsnog onverbindend te verklaren? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5, 6

Het is aan cao-partijen om aan te tonen dat aan het meerderheidsvereiste wordt voldaan. Cao-partijen bepalen zelf op welke wijze de representativiteit wordt onderbouwd. Daarbij worden keuzes gemaakt over bijvoorbeeld beschikbare bronbestanden en organisaties die gegevens kunnen verwerken en analyseren. Het ligt niet in de rede om cao-partijen in de regelgeving te verplichten om hiervoor zaken te doen met één of meerdere instituten (die ook door cao-partijen betaald moeten worden). Voorop staat dat er vanuit de onderhavige casus geen aanleiding is voor nader onderzoek of voor aanscherping van de regelgeving op het terrein van het meerderheidsvereiste. Daarnaast biedt de huidige regelgeving mij reeds de ruimte om bij twijfel alles te doen wat noodzakelijk is om tot een zuiver oordeel te kunnen komen over het al dan niet voldoen aan het meerderheidsvereiste. Ik kan zowel vragen om een assuranceverklaring van een accountant als – indien nodig – nader onderzoek uit laten voeren.

Vraag 7

Deelt u de mening dat, gezien het grote financiële belang dat cao-partijen hebben bij het avv-en van een cao, de omvangrijke fondsvorming die dat veelal oplevert en de noodzakelijke bezuinigingen in het SZW-domein, de departementale kosten en externe onderzoekskosten gemoeid met het gehele proces van avv-en voor rekening van de indieners zouden moeten komen? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze en binnen welke termijn u denkt dit te verwezenlijken?

Antwoord 7

Hoewel ik de achtergrond van de vraag begrijp deel ik deze mening niet. Het is inderdaad een feit dat met cao-fondsen een behoorlijke geldstroom gemoeid is van ruwweg € 500 mln. per jaar. Deze geldstroom is echter geen doel op zich. Het belang van avv voor cao-partijen is primair zelfregulering en ordening binnen de bedrijfstak. Met de fondsen realiseren cao-partijen activiteiten die in het belang zijn van de sector, zoals opleiding en ontwikkeling. Het gaat om bedrijfsoverstijgende of ook sectoroverstijgende doelen. Daarbij komt dat niet alle avv-verzoeken betrekking hebben op een cao-fonds.

Een vergoeding voor de behandeling van een avv-verzoek is bij de totstandkoming van de Wet AVV geïntroduceerd om te voorkomen dat cao-partijen lichtvaardig tot het indienen van avv-verzoeken zouden overgaan. Bij de totstandkoming van het Toetsingskader AVV eind jaren ’90 is dit echter losgelaten omdat met name de kosten voor inning en de administratieve lasten onevenredig hoog waren. De kosten voor de totstandkoming van de cao en de onderbouwing van het avv verzoek (waaronder indien nodig een assuranceverklaring over de representativiteit) zijn uiteraard wel voor cao-partijen zelf.


X Noot
1

De Telegraaf en het Financieele Dagblad van 11 mei 2011.

X Noot
2

Ter toelichting: bij de opgave inzake de Bouw-cao 2007 bedroeg het aantal werknemers «boven de streep» 110 815 en bij opgave inzake de Bouw-cao 2009: 110 705, terwijl het aantal werknemers «onder de streep» respectievelijk 172 689 en 165 260 bedroeg.

Naar boven