Vragen van de leden
De Rouwe
en
Çörüz
(beiden CDA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de blaastest (ingezonden 12 mei 2011).
Antwoord van minister
Opstelten
(Veiligheid en Justitie) (ontvangen 6 juni 2011).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ernstige twijfel aan blaastest»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?
Antwoord 1
Ja.
De zaak waarop het artikel in het Algemeen Dagblad betrekking heeft, is door de rechtbank te Breda voor onbepaalde tijd aangehouden
en verwezen naar de rechter-commissaris voor nader onderzoek. Dit onderzoek heeft onder meer betrekking op de door de raadsman
gestelde fouten in de software van de ademanalyseapparatuur in relatie tot de gemeten waarden en de persoonlijke omstandigheden
van de verdachten.
Nu de zaak nog onder de rechter is, zal ik me onthouden van een inhoudelijke reactie.
Vraag 2
Zijn er eerdere signalen bij u bekend, waaruit blijkt dat er twijfel is over de testen met het ademanalyseapparaat? Zo ja,
wat is hiermee gebeurd?
Antwoord 2
De betrouwbaarheid van het ademanalyseapparaat is eerder ter discussie gesteld. Op 6 februari 2007 is er bij de rechtbank
Utrecht verweer gevoerd waarbij de betrouwbaarheid van ademanalyseapparatuur in twijfel werd getrokken. Bij vonnis van de
rechtbank Utrecht van 1 september 2008 is de verdachte in die zaak veroordeeld. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden
met een rapport van het Nederlands Meetinstituut (NMi) van 14 januari 2008, alsmede met de verklaring van de getuige deskundige
van het NMi en de verklaring van de verdachte omtrent diens alcoholgebruik. Het rapport concludeert dat er geen reden is om
aan de betrouwbaarheid van de meetresultaten van de ademanalyse te twijfelen. Het NMi heeft voorafgaand de methode van onderzoek,
die aan de basis lag van het rapport, afgestemd met het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het vonnis in de betreffende
strafzaak is onherroepelijk.
Vraag 3
Aan welke ijkmethoden worden de ademanalyseapparaten onderworpen? Hoe zien de procedures en de uitkomsten eruit?
Antwoord 3
In Nederland werkt de politie alleen met ademanalyseapparatuur die voldoet aan punt 4.3. van bijlage 1 van de Regeling ademanalyse.
Het NMi certificeert ademanalyseapparatuur zodra die apparatuur aan deze wettelijke bepaling voldoet. Op die wijze is voorzien
in strikte waarborgen van betrouwbaarheid. Die betrouwbaarheid is ook geborgd doordat die eerder aangewezen apparatuur halfjaarlijks
voor een herhaald individueel onderzoek wordt aangeboden bij keuringsinstelling NMi Certin BV. Door die keuringsinstelling
afgekeurde apparatuur wordt niet ingezet bij de opsporing van alcoholmisdrijven in het verkeer. Dat is evenmin het geval met
apparatuur, waarvan de periode van geldigheid van het certificaat is verstreken.
Vraag 4
Bent u bekend met het in het artikel genoemde Amerikaans onderzoek? Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Antwoord 4
Ik ben bekend met de conclusies van een Amerikaans onderzoek naar de betrouwbaarheid van ademanalyseapparatuur. In Amerika
heeft het Supreme Court na uitvoerig onderzoek geconcludeerd dat de ademanalyseapparatuur een betrouwbaar instrument is, zowel
voor wat betreft de hardware als de software.
Vraag 5
Heeft het lopende onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) consequenties voor bestaande alcoholcontroles?
Zo ja, welke? Is het waar dat bij twijfel een verdachte een tegen(bloed)onderzoek kan aanvragen? Wordt de verdachte er in
dat geval door het Rijk op gewezen dat de kosten voor een dergelijk onderzoek door het Rijk worden betaald?
Antwoord 5
Er zijn op dit moment geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het ademanalyseapparaat. In het Besluit alcoholonderzoeken
en de daarop voortbouwende Regeling ademanalyse en Regeling bloed- en urineonderzoek is gedetailleerd aangegeven op welke
wijze onderzoek moet plaatsvinden. De voorschriften in dit besluit en deze Regelingen moeten strikt worden nageleefd om een
zorgvuldig onderzoek te waarborgen.
Artikel 10a van het Besluit alcoholonderzoeken regelt dat onmiddellijk na het vernemen van het resultaat van de ademanalyse
de verdachte kan verzoeken om een tegenonderzoek. Dit onderzoek wordt voor rekening van de verdachte verricht in de vorm van
een bloedproef of een vervangende urineproef. In de nota van Toelichting (Stb. 1987, nr. 432) wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de opsporingsambtenaar niet verplicht is om de verdachte op de mogelijkheid van dit tegenonderzoek
te wijzen.
Vraag 6
Bent u bereid het NFI-onderzoek voorzien van een reactie aan de Kamer toe te zenden?
Antwoord 6
Zoals eerder opgemerkt berust de zaak onder de rechter. Tegen het oordeel van de rechtbank staan voor zowel de verdachte als
het OM rechtsmiddelen open. Indien daarvoor te zijner tijd nog aanleiding bestaat, zal ik de resultaten van het onderzoek
na onherroepelijke einduitspraak in deze zaak aan uw Kamer verstrekken.
X Noot
1AD.nl, 10 mei 2011: «Ernstige twijfel aan blaastest».