Vragen van lid Kooiman (SP) aan de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat de Verklaring Omtrent het Gedrag niet altijd recent is bij inschrijving gastouders (ingezonden 11 mei 2011).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 juni 2011).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de zorgen over de verouderde Verklaring Omtrent het Gedrag van de gemeente Den Haag?1

Antwoord 1

Zowel de gastouder als het gastouderbureau hebben er belang bij dat de gastouder zo snel mogelijk wordt geregistreerd, waardoor er in veruit de meeste gevallen sprake zal zijn van een recente verklaring omtrent het gedrag (VOG) op het moment van de aanvraag tot registratie. Wanneer er toch sprake is van een verouderde VOG, heeft de GGD en/of het gastouderbureau op basis van de wet altijd de mogelijkheid een recente VOG te vragen als er vermoedens zijn dat de gastouder of diens huisgenoten van 18 jaar en ouder niet langer aan de eisen voor het afgeven van een VOG voldoen.

Ik acht het wenselijk dat daarnaast wordt voorzien in een procedure waarbij ook na de start van de werkzaamheden, signalen over eventueel ongewenst gedrag kenbaar worden gemaakt. In vervolg op het rapport van de Commissie Gunning ben ik hierover in overleg met de minister van Veiligheid en Justitie. Ik zal de Kamer hier voor de zomer over informeren.

Vraag 2

Is het waar dat gastouders verplicht zijn een aantoonbaar recente Verklaring Omtrent het Gedrag te overleggen om zich te kunnen inschrijven in het Landelijk Register Kinderopvang? Zo nee, wat is hiervan de reden?

Antwoord 2

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen schrijft voor dat de VOG dient te worden overgelegd aan het gastouderbureau en dat de VOG op dat moment niet ouder dan twee maanden mag zijn. In het Besluit registratie kinderopvang staat dat bij een aanvraag tot exploitatie een kopie van een recente VOG moet worden verstrekt. Voor de actualiteit van de VOG wordt verwezen naar het hierboven beschreven bepaalde in de wet.

Vraag 3

Zijn alle Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) geïnformeerd dat er niet naar de datum van verstrekking van de Verklaring Omtrent het Gedrag gekeken hoeft te worden bij een aanvraag tot registratie Landelijk Register Kinderopvang? Zo ja, bent u bereid dit terug te draaien?

Antwoord 3

In 2010 (overgangsjaar gewijzigde regels gastouderopvang) hoefde de gemeente bij de aanmelding voor registratie van bestaande gastouders die in het verleden een VOG hadden verstrekt aan het gastouderbureau, niet te controleren op de datum van de VOG. Voor nieuwe gastouders gold en geldt dat getoetst moet worden of de VOG op het moment van overlegging aan het gastouderbureau niet ouder dan twee maanden was.

Vraag 4

Is het waar dat een Verklaring Omtrent het Gedrag van een gastouder bij inschrijving in het Landelijk Register Kinderopvang soms letterlijk jaren oud kan zijn?

Antwoord 4

Bij bestaande gastouders die zich in 2010, het overgangsjaar, hebben laten inschrijven is dit mogelijk. Deze gastouders hoefden geen nieuwe VOG te verstrekken voor hun registratie in het LRK.

Bij nieuwe gastouders die zich in 2010 en 2011 hebben laten registreren of die zich gaan aanmelden voor registratie is dit niet erg waarschijnlijk, maar in theorie wel mogelijk. Een gastouder kan enige jaren geleden een VOG hebben overgelegd aan het gastouderbureau en het gastouderbureau kan op een later moment een aanvraag tot registratie indienen. Zoals reeds geantwoord op de eerste vraag, kan de GGD en/of het gastouderbureau dan verzoeken om een recente VOG.

Vraag 5

Bent u ook van mening dat daarmee het doel van de Verklaring Omtrent het Gedrag niet voldoende bereikt wordt? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er wel een recente Verklaring Omtrent het Gedrag overlegd moet worden bij registratie in het Landelijk Register Kinderopvang? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik ben van mening dat het doel van de VOG, voor wat betreft controle vooraf, voldoende wordt bereikt. Nadeel van de huidige systematiek is dat er na de indiensttreding geen systematische controle is op de integriteit van de medewerker.

Zoals reeds toegelicht in het antwoord op de eerste vraag ben ik, in het licht van het rapport van de Commissie Gunning, in overleg met de minister van Veiligheid en Justitie om te onderzoeken op welke wijze actuele informatie over de integriteit van medewerkers in de kinderopvang beschikbaar kan worden gesteld. Hierover zal ik de Tweede Kamer voor de zomer informeren.


X Noot
1

Mails gemeente Den Haag, onderhands aan bewindspersoon verstrekt.

Naar boven