Vraag 1
Kent u de brief van het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire, waarin gepleit wordt voor de uitbreiding van de
Algemene Kinderbijslagwet tot de Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat er overtuigende argumenten bestaan om op gelijke voet de Algemene Kinderbijslagwet naar de BES-eilanden?
Zo ja, bent u bereid op korte termijn hierin te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Welke andere Nederlandse sociale voorzieningen zijn nog niet voor de BES geïmplementeerd, wat is hiervan de reden en op welke
termijn worden deze sociale voorzieningen ook naar de BES uitgebreid?
Antwoord 2 en 3
Een overzicht van de sociale regelingen die in Caribisch Nederland van toepassing zijn (naast de onderstand), is gegeven in
de Memorie van Toelichting bij de Aanpassingswet BES (Kamerstukken 2008/’09, nr. 3, p. 122–124). Dat overzicht maakt duidelijk
welke Nederlandse sociale voorzieningen niet op Caribisch Nederland zijn geïmplementeerd. De reden voor de aparte situatie
is gelegen in de bijzondere positie van Caribisch Nederland, welke gevolgen heeft voor zowel de vormgeving als de invulling
van sociale voorzieningen. Tegen die achtergrond is bij de transitie de Nederlands Antilliaanse wetgeving goeddeels overgenomen.
Geleidelijk toegroeien naar de Nederlandse wetgeving kan op onderdelen en op termijn wellicht denkbaar zijn, maar er moet
blijvend rekening worden gehouden met afwijkende maatregelen. De economische en sociale omstandigheden, het insulaire karakter,
de bevolkingsomvang en de geografische omstandigheden van Caribisch Nederland, zijn immers wezenlijk verschillend van de situatie
in het Europees deel van Nederland.
Ik sluit me aan bij de inzet van het vorige kabinet om na transitie een periode van legislatieve rust in acht te nemen. Ervaringen
met het bestaande stelsel kunnen zo benut worden om inzicht te krijgen in de ontwikkelingsrichting die mogelijk en wenselijk
is. Ik wil me – vanuit het streven naar een acceptabel voorzieningenniveau – nu richten op verbetering vanuit de bestaande
regelingen, conform de bestuurlijke afspraken die mijn ambtsvoorganger met de gedelegeerden van de eilandgebieden heeft gemaakt.
Het schetsen van een perspectief op invoering van de Nederlandse sociale voorzieningen op Caribisch Nederland kan nu niet
aan de orde zijn.
In het bestuurlijk overleg dat heeft plaatsgevonden tussen de vorige minister van SZW, namens de Nederlandse regering, en
de gedelegeerden van de eilanden is vastgelegd dat niet de hoogte van minimumloon en uitkeringen in Nederland richtinggevend
is, maar dat de ontwikkeling van uitkeringen op de eilanden wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon op de
eilanden. In dit bestuurlijk overleg is een gezamenlijk streven uitgesproken om het minimumloon, de AOV (het wettelijk ouderdomspensioen)
en de onderstand in de toekomst verder te verbeteren binnen de randvoorwaarden van economische draagkracht, evenwichtige sociale
verhoudingen, specifieke omstandigheden per eiland en budgettaire mogelijkheden. De voortgang op dit punt zal jaarlijks tussen
de minister van SZW en de bestuurscolleges besproken worden.
Met betrekking tot tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen is voor Caribisch Nederland – in aansluiting op
de situatie zoals die vóór de transitiedatum gold – ervoor gekozen om deze tegemoetkoming langs de fiscale weg vorm te geven.
Via de kinderkorting wordt een verhoging van de belastingvrije som gerealiseerd. Daarnaast kent de onderstandregeling een
specifieke kindertoeslag. Beide faciliteiten komen ten laste van de algemene middelen en worden dus uit de belastinginkomsten
(van Nederland met inbegrip van Caribisch Nederland zelf) gefinancierd. Hiermee is naar mijn mening een stelsel gecreëerd
dat tegemoet komt aan de behoeften van ouders/verzorgers en hun kinderen, waar het gaat om zorg en financiële steun rond de
opvoeding en verzorging.