Vragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Financiën over het door DNB verstrekte getal van 12,3 biljoen euro dat in totaal jaarlijks door Nederland instroomt en uitstroomt (ingezonden 21 april 2011).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 31 mei 2011) zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2526.

Vraag 1

Bent u bereid een uitsplitsing van de in het onderwerp van deze vragen bedoelde cijfers uit de statistische rapportage van DNB te doen toekomen naar de verschillende offshore financial centers die betrokken zijn bij deze transacties?1 Bent u ook bereid de categorie overige landen nader uit te splitsen?

Antwoord 1

In de bijlage bij deze brief is de uitsplitsing opgenomen van DNB met de meest recente beschikbare gegevens. Deze betreffen het jaar 2009. Meer detail kan in verband met de vertrouwelijkheid en de mogelijke herleidbaarheid naar individuele gegevens niet worden verschaft, zie artikel 8, eerste lid van de Wet financiële betrekkingen buitenland 19942 en de Confidentiality Guideline van de Europese Centrale Bank3.

Vraag 2

Bent u bereid een uitsplitsing van deze cijfers uit de statistische rapportage van DNB te doen toekomen naar de soorten ondernemingen die betrokken zijn bij deze financiële stromen?

Antwoord 2

Uit de gegevens van DNB blijkt dat de betrokken bijzondere financiële instellingen (bfi’s) voor het grootste deel houdstermaatschappijen en financieringsmaatschappijen zijn die deel uitmaken van multinationale concerns. Dit zijn naar schatting 14 000 van de circa 14 500 geregistreerde bfi’s. De overige zijn voornamelijk maatschappijen die als kernactiviteit royalty’s en licentieopbrengsten doorgeven tussen concernonderdelen. Over de activiteiten van de betrokken concerns zelf zijn geen statistische data beschikbaar.

Vraag 3

Hoe groot zijn de in ons land geïncasseerde en vervolgens doorgesluisde opbrengsten aan intellectueel eigendom, uitgesplitst naar royalty's, auteursrechten en licentieopbrengsten van deze ondernemingen en hoeveel belasting wordt hierover afgedragen in Nederland? Hoeveel tijd zit er tussen het incasseren en het doorsluizen van deze gelden?

Antwoord 3

Het inkomende en vervolgens weer doorgesluisde bedrag aan royalty- en licentie opbrengsten bedraagt op basis van de gegevens van DNB circa € 10 miljard. Meer detail kan uit oogpunt van de vertrouwelijkheid en de mogelijke herleidbaarheid van individuele gegevens niet worden verschaft. Over de afgedragen belasting op deze stromen zijn geen betrouwbare statistische gegevens beschikbaar, evenmin als over de tijd tussen het incasseren en doorsluizen van de gelden. Bij de belastingdienst wordt deze informatie ook niet separaat bijgehouden. Wel is destijds bij de evaluatie van de Wet toezicht op trustkantoren een inschatting gemaakt door DNB en CBS wat het Nederland oplevert als knooppunt in het financiële verkeer. De toegevoegde economische waarde is naar schatting € 1,5 miljard per jaar. Ongeveer € 1 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor financiële professionals.4

Vraag 4

Hoe verhouden de Nederlandse belastingpercentages op royalty's, auteursrechten en licentieopbrengsten zich tot de gehanteerde percentages in de landen van bestemming en zijn er omvangrijke verschillen in de voor de belastingheffing in aanmerking te nemen grondslag? Kunt u de Kamer geruststellen dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er hier sprake is van grootschalige belastingontwijking?

Antwoord 4

De ingekomen royalty’s, auteursrechten, licentieopbrengsten verhogen de belastbare winst in Nederland. De uitgaande royalty’s, auteursrechten, licentieopbrengsten verminderen de belastbare winst in Nederland. Op de belastbare winst in Nederland is het Vpb tarief van 25% van toepassing. Het gaat hier niet om een bijzonder regime met een bijzondere grondslag of een bijzonder tarief. Indien de genoemde inkomsten kwalificeren voor de innovatiebox (artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) is er wel een omvangrijk verschil met de normaliter in aanmerking te nemen grondslag. Hiervoor is bewust gekozen om innovatie te stimuleren, het gaat hier niet om belastingontwijking. Verschillende landen5 kennen een soort innovatiebox. Nederland kent geen bronheffingen op uitgaande rente en royaltystromen. In de beantwoording van uw eerdere vragen6 heb ik aangeven waarom het voor de reële Nederlandse economie van belang is om een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat te hebben. Daarbij heb ik ook aangegeven dat belastingplichtigen kunnen profiteren van verschillen tussen belastingstelsels en dat alle landen daar mee te maken hebben zolang er geen wereldwijde geharmoniseerde belastingwetgeving bestaat. Het blijft dus van belang dat landen hun eigen belastinggrondslag kunnen beschermen. Ik begrijp uit uw eerdere vragen uw zorg dat dit voor ontwikkelingslanden een probleem zou kunnen zijn. Ontwikkelingslanden hebben mijn bijzondere aandacht dat blijkt uit de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid en uit het feit dat Nederland een actieve rol speelt bij het OESO Taskforce Tax & Development project. Een project waarin overheden, NGO’s en bedrijfsleven samenwerken om de positie van ontwikkelingslanden op het gebied van belastingheffing te verbeteren. Een belangrijk project waar ik u eerder over heb geïnformeerd.

Vraag 5

Bent u bereid het in kaart brengen van informatie over de omvang van de geldstromen die in andere OESO-landen lopen via brievenbusmaatschappijen in internationaal verband op de agenda te plaatsen om zodoende ongewenste effecten beter te kunnen inschatten en bestrijden?7

Antwoord 5

U vraagt en u heeft al eerder gevraagd naar een internationaal onderzoek naar bfi’s. In de beantwoording op uw vorige vragen heb ik aangegeven dat geldenstromen die via bfi’s lopen in andere landen waarschijnlijk niet separaat worden bijgehouden en dat de relevantie van deze informatie voor fiscale doeleinden beperkt lijkt. Op dit moment lijkt het me daarom efficiënter om de beperkte capaciteit concreet te blijven inzetten op het vraaggestuurd adresseren van problemen van ontwikkelingslanden met hun belastingheffing. Het ministerie van Financiën werkt op dit punt nauw samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingsamenwerking. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Kunt u inzicht geven in de meest voorkomende voorgelegde rechtshandelingen en fiscale structuren en de meest voorkomende organisatiestructuren waar we mee te maken hebben bij deze geldstromen?8 Hoe vaak komt het voor dat geen zekerheid vooraf kan worden verstrekt omdat sprake is van vermoedens over betrokkenheid bij activiteiten als witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering of een internationale boycot?

Antwoord 6

Ik wil u en de andere leden van de vaste Kamercommissie voor Financiën van de Tweede Kamer graag een technische briefing aanbieden door het APA/ATR team over deze vraag. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de aantallen ingediende APA/ATR verzoeken (inclusief over de aantallen die zijn toegewezen, afgewezen en ingetrokken). Deze informatie is opgenomen het Beheersverslag van de Belastingdienst.

Vraag 7

Kunt u uw antwoorden, al dan niet ontdaan van bedrijfsgegevens, verstrekken vóór het algemeen overleg Fiscaal Verdragsbeleid 2011 dat is gepland op 28 april a.s.?

Antwoord 7

Het algemeen overleg is verplaatst naar 8 juni 2011.

Bijlage

Omvang financiële stromen met Nederlandse Bijzondere Financiële Instellingen als tussenschakel;

Totaal van inkomende en uitgaande stromen in miljarden euro's over 2009

Verenigde Staten van Amerika

3 403

Verenigd Koninkrijk

1 455

Zwitserland

1 195

Duitsland

1 035

Luxemburg

839

België

615

Frankrijk

276

Spanje

259

Ierland

230

Japan

226

Noorwegen

211

Zweden

184

Bermuda

141

Singapore

116

Portugal

112

   

Overig Azië

349

Overig Europese Unie

220

Latijns Amerika

53

Afrika

39

   

Overige landen

275

Totaal alle landen

11 233


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1843.

X Noot
2

Het is aan een ieder die uit hoofde van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze wet verstrekt dan wel ingevolge artikel 40 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek verkregen of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

X Noot
3

ECB/1998/NP28 of 22 December 1998 concerning the common rules and minimum standards to protect the confidentiality of the individual statistical information collected by the ECB assisted by the national central banks.

X Noot
4

Bij de evaluatie van de Wet toezicht op trustkantoren is een inschatting gemaakt wat de positie van Nederland als financieel knooppunt oplevert, Kamerstukken II, vergaderjaar 2009/2010, 32384; evaluatie rapport blz. 6.

X Noot
5

Zoals Frankrijk, België, Luxemburg, Spanje en Hongarije.

X Noot
6

Betreft de Kamervragen van 2 december 2010 en 14 januari 2011.

X Noot
7

In genoemd antwoord geeft u aan dat DNB geen gegevens heeft over de omvang van de geldstromen die in andere OESO landen lopen via brievenbusmaatschappijen.

X Noot
8

In genoemd antwoord geeft u ook aan dat voordat zekerheid vooraf wordt gegeven over de fiscale gevolgen van een voorgenomen rechtshandeling of fiscale structuur, informatie wordt opgevraagd over de wereldwijde organisatiestructuur van het concern.

Naar boven