Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over het burgerservicenummer (ingezonden 2 mei 2011).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 26 mei 2011).

Vraag 1

Klopt de volgende informatie: «De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (BSN) regelt dat alle overheidsorganen van het BSN gebruik kunnen maken voor het uitvoeren van hun taak.» en «De algemene regel blijft: Als een organisatie geen persoonsgebonden gegevens, waaronder een persoonsnummer, van u hoeft vast te leggen voor de uit te voeren handeling of dienst dan mag die organisatie ook het BSN niet vastleggen of gebruiken»?1

Antwoord 1

Ja. Persoonsnummers moeten alleen gebruikt worden wanneer dat nodig is. Als een overheidsorgaan een dienst kan leveren zonder dat het nodig is om gegevens van de persoon vast te leggen of te raadplegen, dan is het niet nodig om een persoonsnummer (in casu het BSN) bij deze transactie te betrekken2.

Vraag 2

Klopt het dat het btw-nummer voor een zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) in principe zijn BSN-nummer is met de toevoeging B01 (of als het een tweede of derde bedrijf betreft B02, B03 etc.)?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Betekent dit dat deze ZZP’er op elke btw-factuur wettelijk verplicht is zijn BSN-nummer te vermelden in de vorm van het btw-nummer?

Antwoord 3

Ondernemers zijn in het kader van Europese regelgeving3 verplicht het btw-identificatienummer op de factuur te vermelden. Bij de behandeling van de hiervoor noodzakelijke aanpassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 in de Eerste Kamer der Staten-Generaal4 is uitdrukkelijk de mogelijkheid aan de orde geweest om voor eenmanszaken andere nummers toe te wijzen. Hierbij zijn de privacyaspecten afgewogen tegen de kostenaspecten en efficiëntie voor de uitvoering en handhaving van de regelgeving. Dit heeft niet geleid tot een wijziging inzake het gebruik van het btw-identificatienummer.

Vraag 4

Betekent dit dat in de btw-adminstratie van elk van zijn klanten het BSN-nummer moet worden opgeslagen? Hoe verhoudt dit zich tot de informatie onder 1?

Antwoord 4

Als een afnemende ondernemer de in rekening gebrachte btw in aftrek wil brengen op de door hem af te dragen btw, dan dient deze ondernemer in het bezit te zijn van een factuur die het btw-identificatienummer van de presterende ondernemer bevat. Voor controledoeleinden in het kader van fiscale wetgeving dienen deze facturen in de administratie te worden bewaard.

Vraag 5

Vindt u wenselijk dat ZZP’er ook een btw-nummer kunnen aanvragen, waarin hun bsn-nummer niet herkenbaar aanwezig is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Aangezien de Richtlijn, genoemd in het antwoord op vraag 2, vereist dat er aan iedere belastingplichtige een individueel BTW-identificatienummer wordt toegekend, is het bij zelfstandige ondernemers niet mogelijk om een nummer toe te kennen dat niet aan een persoon is gekoppeld. Gezien het neutrale karakter van het destijds geldende sofinummer is voor dit nummer gekozen. Het nummer bevat namelijk geen persoonskenmerken en er kan geen andere informatie omtrent de betrokkene uit worden afgeleid. Het BSN voldoet aan dezelfde kenmerken en dus zal de afweging niet anders zijn.

Het verstrekken van een btw-identificatienummer aan zelfstandige ondernemers waarin niet het BSN herkenbaar aanwezig is, heeft tot gevolg dat voor één en dezelfde persoon in de registratie en ondersteunende systemen bij overheidsorganen twee verschillende registratienummers worden gehanteerd.

Voor de ondernemer zal deze omschakeling ook extra administratieve lasten veroorzaken aangezien hij allerlei aanpassingen moet verrichten in de eigen administratie en zijn afnemers moet informeren over een nieuw nummer. Voorts zal omschakeling naar een ander systeem de overheid ook veel tijd en geld kosten. Daarnaast zal het parallelle gebruik van twee registratienummers beduidend minder efficiënt zijn en de overheid hinderen in de dienstverlening en handhavingsactiviteiten.


X Noot
1

www.burgerservicenummer.nl

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 312, nr. 3, blz. 10.

X Noot
3

Richtlijn nummer 2001/115/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2001, die een aanpassing is op Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977.

X Noot
4

Eerste Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 036 D, blz. 2.

Naar boven