Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Jaarbericht 2010 van De Inspectie Jeugdzorg (ingezonden 2 mei 2011).

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 24 mei 2011).

Vraag 1 en 2

Bent u bekend met het bericht «Jeugdzorg brengt afspraken niet in de praktijk»? Hoe beoordeelt u dit bericht?1

Kunt u verklaren waarom op landelijk niveau gemaakte afspraken en protocollen in de dagelijkse praktijk van de jeugdzorg onvoldoende worden toegepast? Bent u bereid maatregelen te treffen zodat nieuwe afspraken in de praktijk beter worden geïmplementeerd? Zo ja, welke maatregelen zijn dit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1 en 2

Ik ben bekend met het bericht.

Ingevolge de Wet op de jeugdzorg zijn provincies verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg. Om verantwoorde zorg te kunnen leveren, worden afspraken gemaakt door betrokken veldpartijen. Ik ben een voorstander van afspraken en initiatieven ontwikkeld door het veld zelf omdat dit het draagvlak voor de uitvoering vergroot. Indien de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) constateert dat het niet nakomen van deze afspraken leidt tot onveilige situaties, kan zij aanbevelingen doen ter verbetering. Deze aanbevelingen richt zij tot de betreffende instelling en, afhankelijk van de aard van het onderzoek, aan de betrokken provincie en/of aan het Rijk. Daarnaast heeft de inspectie een signaleringsfunctie richting de betrokken overheidslaag om deze op de hoogte te brengen van de door haar geconstateerde knelpunten.

De IJZ heeft verschillende instrumenten in handen om het nakomen van gemaakte afspraken te bevorderen. Indien aanbevelingen onvoldoende effect hebben en de IJZ constateert ernstige risico’s voor het kind, dan kan zij de instelling onder verscherpt toezicht plaatsen. Op deze manier kan de inspectie de instelling extra in de gaten houden. De inspectie heeft eveneens de mogelijkheid om een handhavende maatregel te vragen aan Gedeputeerde Staten (GS). GS kan vervolgens een schriftelijke aanwijzing geven aan het bureau jeugdzorg of de betrokken instelling.

Pas in tweede instantie is het Rijk aan zet. Als de inspectie van mening is dat de provincie onvoldoende handhaaft, kan zij de betrokken bewindspersoon adviseren GS een aanwijzing te geven om te handhaven.

Zoals de inspectie in haar Jaarbericht schrijft, acht zij het nakomen van afspraken van dermate groot belang voor de kwaliteit van de jeugdzorg dat zij hiervoor de komende tijd nadrukkelijk aandacht zal vragen in haar contacten met instellingen, maatschappelijke organisaties, betrokken ministeries en provincies. Ik heb de inspectie gevraagd mij hier nadrukkelijk van op de hoogte te houden.

Gezien bovenstaande acht ik het niet nodig om aanvullende maatregelen te treffen om het nakomen van afspraken te waarborgen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat kwetsbare kinderen soms al maandenlang uit huis zijn geplaatst zonder dat gecontroleerd wordt of de nieuwe verzorgers wel geschikt zijn voor deze taak? Op welke wijze zou dit toezicht verbeterd kunnen worden? Bent u bereid deze maatregelen te treffen om het toezicht op pleeggezinnen te verbeteren?

Antwoord 3

Uiteraard ben ik met u van mening dat tijdig moet worden vastgesteld of de nieuwe verzorgers geschikt zijn voor het pleegouderschap. Daarom is het van belang dat het proces van voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders goed is ingericht. Jeugdzorg Nederland heeft recent, met input van andere (veld)partijen, een kwaliteitskader opgesteld voor de voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders. Het kader heeft zowel betrekking op bestands- als netwerkpleeggezinnen. Jeugdzorg Nederland heeft met het kader bekeken op welke punten het proces van voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders verbeterd kon worden. Bovendien zorgt het kader voor meer uniformiteit. Het kwaliteitskader zal op korte termijn aan uw Kamer worden aangeboden.

In het Volkskrantartikel wordt specifiek gesproken over de plaatsing van kinderen in netwerkpleeggezinnen. De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2008 geconstateerd dat de screening op veiligheidsrisico’s door pleegzorgaanbieders onvoldoende systematisch was uitgewerkt. Eén van de bevindingen was dat er geen duidelijke afspraken waren over wie wat doet om zicht te houden op de veiligheid van pleegkinderen vanaf het moment dat zij in een netwerkpleeggezin zijn geplaatst. Uit het rapport dat de IJZ in oktober 2010 heeft gepubliceerd, blijkt echter dat hierover inmiddels wel afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het «Schematisch protocol netwerkpleegzorg». De inspectie schrijft in haar Jaarbericht dat ze in 2011 actief zal toetsen of de pleegzorgaanbieders en de bureaus jeugdzorg de afspraken uit protocol in de praktijk nakomen. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat de gemaakte afspraken onvoldoende in de praktijk worden gebracht, zal ik met het IPO en Jeugdzorg Nederland bespreken op welke wijze zij ervoor kunnen zorgen dat dit zo snel mogelijk gebeurt.

Gelet op het bovenstaand zijn verdere afspraken rond het toezicht op pleegzorg mijns inziens niet nodig.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat in «aardig wat» personeelsdossiers de Verklaring Omtrent het Gedrag ontbreekt? Deelt u de mening van De Inspectie Jeugdzorg dat dit onacceptabel is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met onmiddellijke ingang actie te ondernemen en op welke wijze zult u dit doen?

Antwoord 4

De inspectie heeft mij geïnformeerd dat de passage in het Volkskrantartikel betrekking heeft op de jeugdzorg plus.

In het toetsingskader dat de inspectie voor het stapsgewijze toezicht op de jeugdzorg plus instellingen heeft opgesteld is opgenomen dat inspectie toetst op het criterium dat de instelling alleen personeel met een Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG) in dienst heeft. De inspectie heeft dit toetsingskader opgesteld naar aanleiding van het kwaliteitskader dat de sector zelf heeft afgesproken.

Tijdens recent toezicht bij twaalf instellingen voor jeugdzorg plus heeft de inspectie in navolging van het toetsingskader een steekproef van de personeelsdossiers genomen en onderzocht op o.a. de aanwezigheid van een VOG. Bij 25% van de instellingen bleken één of meer VOG’s te ontbreken of niet volledig te zijn. Wanneer een VOG ontbreekt, krijgen de instellingen een half jaar de tijd om de VOG’s in alle personeelsdossiers te controleren en zo nodig op orde te brengen.

Overigens is de VOG op dit moment nog niet wettelijk verplicht in de jeugdzorg. Zoals ik u heb toegezegd in het overleg over buitenlands en particulier zorgaanbod op 17 maart jl. ben ik wel van plan de VOG wettelijk verplicht te stellen in de jeugdzorg. Ik zal dit meenemen bij een wetsvoorstel dat op dit moment al in voorbereiding is.

Vraag 5

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over het jaarverslag van De Inspectie Jeugdzorg?

Antwoord 5

Ja.


X Noot
1

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1881546/2011/04/28/Jeugdzorg-brengt-afspraken-niet-in-de-praktijk.dhtml

Naar boven