Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat drie bestuurders van de Hogeschool Van Hall Larenstein kapitalen verdienen voor nog geen drie uurtjes werken per week (ingezonden 4 maart 2011).

Antwoord van minister Verhagen (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 24 mei 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Ruim 24 mille voor drie uurtjes werk»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de visie dat het onacceptabel is dat bestuurders van hogescholen zo buitensporig worden beloond uit belastinggelden? Zo nee, waarom niet?

Is er hier sprake van een overschrijding van de beloningsnorm bij Hogeschool Van Hall Larenstein? Zo ja, bent u bereid stappen te nemen het overschreden bedrag inclusief rente terug te vorderen bij betreffende Hogeschool? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 3

Wageningen UR bestaat uit drie zelfstandige organisaties: Wageningen Universiteit (WU), Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) en Hogeschool Van Hall-Larenstein (VHL). De Raden van Bestuur en de Raden van Toezicht van deze drie zelfstandige organisaties bestaan uit dezelfde personen. Wageningen UR vormt door deze personele unie een bestuurlijke entiteit. In het kader van het beloningsbeleid worden de drie zelfstandige organisatie als één organisatie beschouwd. Hiermee is sprake van bestuurlijke efficiency, omdat vanuit één en hetzelfde bestuur drie zelfstandige organisaties worden aangestuurd.

De bezoldiging van de leden van de Raad van Bestuur van Wageningen UR wordt toegerekend aan de drie genoemde rechtspersonen naar rato van de omzet. Dit staat los van de hoeveelheid tijd die de leden van de Raad van Bestuur aan de individuele instellingen besteden.

De wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is nog niet in werking getreden en het voorstel ligt op dit moment ter behandeling in de Tweede Kamer. Vooruitlopend op de WNT heeft de toenmalige minister van LNV, in afstemming met de Minister van OCW, in 2010 afspraken met de Raad van Toezicht gemaakt over de hoogte en de afbouw van het salaris van de huidige bestuurders van Wageningen UR, en dus ook die van VHL. Het is immers de Raad van Toezicht die primair verantwoordelijkheid draagt voor de benoeming en beloning van de bestuurders van de instellingen.

Deze afspraken zijn aan uw Kamer medegedeeld door de toenmalige minister van LNV tijdens het vragenuur van 9 maart 2010, naar aanleiding van vragen van het lid Jasper van Dijk (SP).

In mijn brief van 28 januari 2011, in navolging van OCW, heb ik alle Raden van Toezicht van het Groen Onderwijs, waaronder die van Wageningen UR, op de hoogte gesteld van het besluit dat vanaf 2011 ook bij herbenoeming onderwijsbestuurders niet meer mogen verdienen dan € 223 666,- inclusief onkostenvergoeding en pensioenbijdrage.

Ik zal nu geen nadere stappen ondernemen omdat dit pas een rol gaat spelen bij een herbenoeming.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de Raad van Toezicht van Hogeschool Van Hall Larenstein met het sanctioneren van deze buitensporige beloningen de hogeschool ernstige reputatieschade heeft toegebracht? Welke stappen is de staatssecretaris voornemens te nemen tegen deze Raad van Toezicht?

Antwoord 4

Nee, Zie mijn antwoord op vraag 2 en vraag 3.

Vraag 5

Als u vaststelt dat de overheid nu geen wettelijke mogelijkheden heeft om in te grijpen, deelt hij dan de mening dat de motie Beertema2 die op 14 december 2010 is aangenomen, met voorrang moet worden uitgevoerd om dit soort veel voorkomende praktijken eindelijk eens aan te pakken?

Antwoord 5

Met de nadere beleidsregels specifiek voor het onderwijs, neergelegd in de brieven van de minister en staatssecretaris van OCW en de minister van EL&I, kan ik, vooruitlopend op definitieve wetgeving, vanaf 2011 gebruik maken van mijn huidige bevoegdheden om zo nodig bij bovenmatige beloningen in te grijpen.

Wat de uitvoering van de motie Beertema betreft heeft de minister van OCW de Tweede Kamer bij brief van 1 maart 2011 (Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 VIII, nr. 143) laten weten dat een reactie daarop wordt meegenomen in de beleidsreactie op het inspectierapport naar aanleiding van het landelijk onderzoek naar alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs. Dat inspectierapport is in 2011 beschikbaar gekomen. Ik zie geen reden om daarop vooruit te lopen.


X Noot
1

De Telegraaf, «Ruim 24 mille voor drie uurtjes werk», 2 maart 2011.

X Noot
2

Kamerstuk 32 500, nr. 69.

Naar boven