Vragen van de leden
Voordewind
(ChristenUnie),
Van der Staaij
(SGP) en
Ormel
(CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Goldstone-rapport (ingezonden 7 april 2011).
Antwoord van minister
Rosenthal
(Buitenlandse Zaken) (ontvangen 20 mei 2011).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Reconsidering the Goldstone Report on Israel and war crimes»?1
Vraag 2
Wat is uw reactie op het artikel van de jurist Goldstone waarin hij verklaart, met de kennis van nu, een andere mening te
zijn toegedaan over het handelen van Israël, namelijk dat het Israëlische leger niet doelgericht burgers heeft gedood tijdens
de militaire operatie «Cast Lead»?
Antwoord 2
Zoals ook door mij is gesteld in het mondelinge vragenuur van 5 april 2011, verwelkom ik het artikel van de heer Goldstone.
Vraag 3
Deelt u de conclusie van de heer Goldstone dat Israël, in tegenstelling tot Hamas, de in het Goldstone-rapport geponeerde
aantijgingen («mogelijke schending van humanitair oorlogsrecht en/of het plegen van oorlogsmisdrijven»), die door het kabinet
eerder zijn gekwalificeerd als zijnde «ernstig en verontrustend», grondig heeft onderzocht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De geciteerde kwalificaties van de regering («ernstig en verontrustend», kamerstuk 23 432, nr. 306) hadden betrekking op de stellingname van de commissie in haar rapport. Daarmee maakte de regering het standpunt van de commissie
niet tot het hare. In dezelfde alinea van deze brief onderstreepte de regering namelijk: «Met name de beschuldiging dat er
sprake was van een opzettelijke campagne, zonder bewijs daarvoor, is buitengewoon zorgelijk vanwege de suggestiviteit.» De
regering acht zich in dit oordeel gestaafd door de nieuwe inzichten van de heer Goldstone.
De regering heeft bij herhaling gezegd vertrouwen te hebben in de interne Israëlische onderzoeksgang. Zij kan zich dan ook
volledig vinden in de opvattingen van de heer Goldstone, in het bijzonder waar deze de conclusie citeert van het eindrapport
van de VN-commissie van onafhankelijke experts onder leiding van de Amerikaanse juriste Mary McGowan Davis die onderzoek heeft
gedaan naar de opvolging van de aanbevelingen van het Goldstone-rapport: «Israel has dedicated significant resources to investigate
over 400 allegations of operational misconduct in Gaza». Dit in tegenstelling tot «the de facto authorities (i.e. Hamas) have
not conducted any investigations into the launching of rocket and mortar attacks against Israel.» Zolang de onderzoeken van
partijen niet zijn afgerond, onthoudt de regering zich van een algehele appreciatie van de uitkomst ervan.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de suggestie die in het Goldstone rapport is gewekt namelijk dat Israël mogelijk schuldig is aan schendingen
van het humanitair oorlogsrecht en/of schuldig zou zijn aan oorlogsmisdrijven voorbarig en buitengewoon schadelijk is geweest
voor de internationale reputatie van Israël? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Voor de regering was dit niet zozeer voorbarig, als wel aanleiding voor de aansporing tot nader onderzoek, zoals ook uiteengezet
in de aangehaalde brief van de regering.
Nederland heeft steeds met grote zorg moeten constateren dat de internationale reputatie van Israël onder voortdurende druk
staat. Waar het optreden van Israël soms terecht voorwerp is van internationale kritiek, stelt de regering tegelijkertijd
vast dat de aandacht van de internationale gemeenschap eenzijdig is en vaak getuigt van vooringenomenheid tegen Israël. De
manier waarop in VN-kader het Israëlische optreden tijdens de operatie Cast Leadis beoordeeld, is geen incident.
Vraag 5
Bent u kabinet bereid om in zowel in EU als VN-verband aan te dringen op eerherstel door verwerping van de conclusies van
het Goldstone-rapport aangezien de jurist Goldstone zelf niet meer achter de bevindingen van zijn rapport staat? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
De heer Goldstone heeft weliswaar afstand genomen van de meest serieuze aantijging (misdrijf tegen de menselijkheid), maar
niet van de overige bevindingen in het rapport. Verwerping van het gehele rapport is niet aan de orde. Zoals ook door mij
betoogd in het mondelinge vragenuur zijn er punten in het rapport van de heer Goldstone die het waard blijven om te worden
onderkend.
De regering voelt zich aangespoord om zich te blijven inzetten voor een evenwichtige behandeling van Israël in internationale
fora en zal zich blijven verzetten tegen uitingen van vooringenomenheid. Zoals gezegd tijdens het mondelinge vragenuur zal
de regering – bij de eerstvolgende gelegenheid – de herziening van de behandeling van het rapport-Goldstone in zijn totaal
aankaarten, zowel in EU- als in VN-verband, in het licht van de gewijzigde opvattingen van de heer Goldstone.
Naar het oordeel van de regering dient het internationaal overleg over de opvolging van het Goldstone-rapport gericht te zijn
op de uitvoering van de nationale onderzoeken, gevolgd door afronding van de discussie, in het belang van het Midden-Oosten
vredesproces.
X Noot
1Washington Post, 1 april 2011.