Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de ministers van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het heffen van hondenbelasting voor de financiering van de gemeentelijke opvangplicht van loslopende dieren (ingezonden 29 september 2010).

Mededeling van staatssecretaris Bijleveld-Schouten (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de ministers van Financiën en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 14 oktober 2010).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het besluit van het college van Burgermeester en Wethouders van Veere (Zeeland) om de hondenbelasting in haar gemeente met vijf procent te verhogen om daarmee de opvang van loslopende dieren te bekostigen?1

Vraag 2

Hoe oordeelt u over de keuze een bepaalde categorie burgers te belasten voor de financiering van een algemene overheidstaak, in dit geval hondenbezitters die moeten opdraaien voor de kosten van de gemeentelijke plicht tot het opvangen van loslopende dieren?2

Vraag 3

Kunt u aangeven welke verantwoordelijkheid een willekeurige hondenbezitter in uw ogen heeft voor de opvang van loslopende dieren in de gemeente waar hij woont?

Vraag 4

Welke invloed schrijft u aan een willekeurige hondenbezitter toe als het gaat om impulsaankopen en het dumpen van dieren door derden?

Vraag 5

Deelt u de mening dat bovengenoemde factoren van grote invloed zijn op het aantal loslopende dieren dat jaarlijks wordt aangetroffen? Welke invloed schrijft u in dit verband toe aan fokkers, handelaren en detaillisten die financieel belang hebben bij de verkoop van zoveel mogelijk dieren?

Vraag 6

Acht u het rechtvaardig dat een willekeurige hondenbezitter, die zijn hond misschien wel uit het asiel heeft gehaald en daarmee een bijdrage heeft geleverd aan het oplossen van het opvangprobleem, moet betalen voor de financiering van de opvang van gedumpte dieren, terwijl de gezelschapsdierensector helemaal niets hoeft bij te dragen aan de opvang van dieren waar zij nota bene – via fok, handel en verkoop – geld aan heeft verdiend?

Vraag 7

Is het u bekend dat de gezelschapsdierensector jaarlijks een omzet draait van 2,1 miljard euro en dat dit bedrag ieder jaar stijgt?

Vraag 8

Deelt u de mening dat het invoeren van een heffing op de verkoop van dieren – te betalen door fokkers, handelaren en verkopers – zowel het aantal impulsaankopen kan remmen als een financiële basis kan vormen voor de opvang van gedumpte dieren? Zo neen, kunt u toelichten waarom u denkt van niet? Zo ja, bent u bereid voorbereidingen te treffen om een dergelijke heffing in te voeren?

Vraag 9

Kunt u inzicht geven in de manier waarop gemeenten hun wettelijke plicht tot het opvangen van loslopende dieren invullen, en welke middelen daarmee gemoeid zijn? Heeft u de indruk dat gemeenten over voldoende middelen beschikken om hun taken op dit gebied te vervullen en dat gemeenten hun verplichtingen in deze daadwerkelijk nakomen? Zo ja, kunt u dit toelichten en hoe verklaart u in dit verband het besluit van de gemeente Veere om zich tot hondenbezitters te wenden om haar opvangtaken te kunnen financieren? Hoe verklaart u voorts het grote aantal noodlijdende (particuliere) opvangcentra dat zich over loslopende dieren zoals katten, konijnen en knaagdieren ontfermt?

Vraag 10

Bent u bereid de gemeente Veere aan te spreken op de invoering van een oneerlijke belasting(verhoging) voor hondenbezitters? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Onderschrijft u de constatering dat er in het gemeentelijk beleid rond de opvang van loslopende dieren sprake is van grote verschillen tussen gemeenten onderling? Zo neen, waar baseert u dat op? Zo ja, deelt u de mening dat het tijd is te werken aan een uniforme financieringssystematiek, waarbij te denken valt aan een vast bedrag per inwoner dat een gemeente moet reserveren voor de financiering van dierennoodhulp en/of aan het oormerken van middelen uit het Gemeentefonds voor de wettelijk verplichte opvang van loslopende dieren?

Vraag 12

Acht u het rechtvaardig dat gemeenten de door hen geïnde hondenbelasting geheel of gedeeltelijk mogen besteden aan andere zaken dan voorzieningen voor honden? Zo ja, kunt u toelichten waarom? Zo nee, bent u bereid een koppeling in te stellen tussen hondenbelasting en de inzet van middelen ten behoeve van gemeentelijk hondenbeleid?

Mededeling

Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over het heffen van hondenbelasting voor de financiering van de gemeentelijke opvangplicht van loslopende dieren (kenmerk 2010Z13838), deel ik u, mede namens de Ministers van Financiën en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden.

De gestelde vragen vergen interdepartementale afstemming, waardoor de gestelde termijn – mede gezien de regeringswisseling – niet zal worden gehaald. Mijn verwachting is dat de vragen vrij spoedig daarna zullen zijn beantwoord.


XNoot
1

PZC, Veere verhoogt hondenbelasting, 21 september 2010.

XNoot
2

Artikel 8, derde lid van boek vijf van het Burgerlijk wetboek.

Naar boven