Vragen van het lid
De Mos
(PVV) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over klimaatverandering door menselijk handelen (ingezonden 1 april
2011).
Antwoord van staatssecretaris
Atsma
(Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 16 mei 2011).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat uw ambtsvoorganger, vond dat er op het gebied van klimaatwetenschap «consensus» bestond en
met het feit dat zij dit ook meerdere malen publiekelijk heeft verkondigd door te stellen dat 97% van de wetenschappers de
hypothese onderschreef dat klimaatverandering zou komen door menselijk handelen?
Antwoord 1
Voor dit kabinet, evenals voor het vorige, geven de rapporten van het IPCC de consensus in de klimaatwetenschap weer.
Vraag 2
Is het u bekend dat uw voorganger zich baseerde op een «steekproef» die plaatsvond onder 75 wetenschappers?1 Zo ja, kunt u gemotiveerd aangeven of deze steekproef naar uw mening representatief is?
Antwoord 2
De steekproef lijkt mij niet representatief voor de hele wereld aangezien bijna uitsluitend Amerikaanse wetenschappers meededen
aan de steekproef. In de steekproef van Doran en Zimmerman zijn geen 75 maar 3 146 aardwetenschappers ondervraagd. 90% van
deze groep onderschrijft de hypothese dat klimaatverandering mede door de mens wordt veroorzaakt. Van de 77 «klimaatwetenschappers»
die aan de steekproef meededen onderschrijven 75 (97%) de hypothese.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van de zogenoemde «hide the decline»-affaire, waarbij reeksen temperatuurmetingen op basis van boomringen
stiekem werden vervangen door kwikthermometers, omdat de eerste geen temperatuurstijging te zien gaven en de laatste wèl?
Zo ja, bent u van plan daaruit beleidsconclusies te trekken?2
Antwoord 3
Ik ben ervan op de hoogte dat de dikte van boomringen vanaf omstreeks 1960 niet langer goed correleert met de temperatuurstijging.
Boomringen hebben een beperkte betekenis bij het reconstrueren van de mondiale temperatuur door geringe «coverage» in ruimte
(alleen land waar «seasonal forest» groeit) en tijd (alleen in het groeiseizoen) en doordat ze vervuild zijn door allerlei
andere factoren (zoals verzuring, vermesting, neerslag, plagen en mastjaren). Om deze reden worden temperatuurreconstructies
op zo veel mogelijk verschillende indicatoren gebaseerd, zoals isotopenverhoudingen in schelpen van microscopische zeeorganismen,
lengte van gletsjers, vegetatiesamenstelling en boomringen.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van mediaberichten over een nieuw rapport van de Europese Commissie, opgesteld onder verantwoordelijkheid
van Eurocommissaris Hedegaard, waarin de kosten van het EU- klimaatbeleid op 270 miljard euro per jaar worden geraamd? Zo
ja, is het u bekend dat onafhankelijke deskundigen hebben uitgerekend dat dit beleid geen enkel aantoonbaar klimaateffect
zal hebben?3
Antwoord 4
Ja, ik ken de mededeling van de Europese Commissie (Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050). Ik heb
tevens het artikel gezien waaraan in de vraag wordt gerefereerd.
Aan de Routekaart ligt een heel scala van economische modellen en scenario’s ten grondslag. Deze modellen en scenario’s tonen
aan dat, alhoewel er altijd onzekerheden zijn met betrekking tot vooruitzichten op de lange termijn, verwacht mag worden
dat het klimaatbeleid wel degelijk effect zal hebben op klimaatverandering. Het Nederlandse en Europese klimaatbeleid is er
op gericht toekomstige effecten van klimaatverandering te beperken, (klimaatschade, adaptatiekosten, neveneffecten) en te
voorkomen dat «tipping points» worden overschreden.
Vraag 5
Bent u ook van mening dat milieubeleid moet worden beoordeeld op basis van kosten- en batenanalyses, waarin op wetenschappelijke
wijze de milieueffecten in kaart worden gebracht plus de hiervoor gemaakte kosten? Zo ja, heeft u de bereidheid om te komen
tot een Groene Ladder, waarlangs alle milieu- en klimaatinitiatieven worden gelegd, om te bezien in hoeverre milieueffecten
opwegen tegen de kosten?
Antwoord 5
Ja. In het milieubeleid worden kosten-batenanalyses al regelmatig uitgevoerd. De Stichting voor Economisch Onderzoek van de
UvA heeft vorig jaar bijvoorbeeld de kosten en baten van een duurzame energievoorziening in Nederland inzichtelijk gemaakt.
Voor het mondiale klimaatbeleid heeft onder andere de Engelse econoom Stern in een kosten-batenanalyse aangegeven dat wel
ingrijpen goedkoper is dan niet. Wel is het zo dat studies naar de kosten en baten van het klimaatbeleid worden gekenmerkt
door grote onzekerheden. Naast de natuurwetenschappelijke kant van klimaatverandering moeten namelijk ook de milieueffecten
in geld uitgedrukt worden. Niet alleen in Nederland, maar mondiaal. Bovendien is het lastig om kosten en baten van de toekomst
goed af te zetten tegen kosten en baten nu.
De gedachte achter de «Groene Ladder» zoals u die oppert hoort al bij het instrumentarium in het beleid. Waar zinvol en mogelijk
zal dit instrument van de kosten-batenanalyse ook in de toekomst worden toegepast.
X Noot
1http://scienceandpublicpolicy.org/images/stories/papers/originals/consensus_opiate.pdf
X Noot
2http://judithcurry.com/2011/02/22/hiding-the-decline/
X Noot
3http://orangepunch.ocregister.com/2011/03/09/europe-apparently-in-a-hurry-to-go-bankrupt-proposes-375-billion-a-year-to-fight-global-warming/42353/