Antwoord 1
In genoemde e-mail van 23 maart 2011 reageert de inspectie van het onderwijs op een vraag over een verplichte ouderbijdrage
voor Leonardo-activiteiten. De eerdere vragen van het lid Elias hadden betrekking op de hoogte van de ouderbijdrage voor deze
activiteiten. In de beantwoording van die vragen heb ik erop gewezen dat ouders er vrijwillig voor kiezen om hun kinderen
deel te laten nemen aan deze extra activiteiten en dat daarvan bekend is dat een (hoge) ouderbijdrage wordt gevraagd.
Het Leonardo-concept wordt ontwikkeld en bewaakt door de Leonardo-stichting. Het concept is bestemd voor kinderen met een
hoog leervermogen en heeft ten doel die kinderen een uitdagende leeromgeving te bieden waarin zij zichzelf zonder belemmeringen
en in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen. Dit concept bestaat uit een programma met extra activiteiten, waarbij de genoemde
leerlingen in afzonderlijke groepen het gehele lesprogramma doorlopen. Door de scholen wordt dit doorgaans aangeduid als een
«Leonardo-afdeling» binnen een reguliere school. Voor een goed begrip wijs ik erop dat deze afdeling binnen de wetgeving en
de overheidsbekostiging geen enkele status heeft. Voor deze extra activiteiten ontvangen de scholen dan ook geen aanvullende
rijksbekostiging. Voor leerlingen is deelname aan deze extra activiteiten verplicht noch noodzakelijk. Zij kunnen immers altijd
deelnemen aan het reguliere aanbod van de betrokken school. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet op het primair
onderwijs, dient dit aanbod afgestemd te worden op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen, zodat het ook passend
moet zijn voor hoogbegaafde leerlingen.
De Leonardo-stichting merkt de ouderbijdrage met nadruk als vrijwillig aan, zoals ook op haar website gelezen kan worden in
het antwoord op de (veelgestelde) vraag of Leonardo-afdelingen particulier zijn en of ouders hiervoor moeten betalen. Dit
antwoord luidt als volgt:
«Leonardo-afdelingen zijn in feite onderdeel van een bestaande basisschool en zeker geen particuliere school, dus het bestuur
ontvangt van de Rijksoverheid voor de Leonardo kinderen evenveel als voor de andere kinderen. Omdat het Leonardo-onderwijs
duurder is (kleinere klassen, vakleerkrachten, speciale inrichting etc.) kunnen besturen ouders om een bijdrage vragen. Dit
is echter te allen tijde een vrijwillige bijdrage, een bestuur kan kinderen nooit weigeren vanwege de financiële bijdrage
door de ouders» (zie www.leonardostichting.nl).
Dit antwoord sluit aan bij artikel 40, eerste lid van de Wet op het primair onderwijs waarin is bepaald is dat de toelating
van een leerling niet afhankelijk mag worden gesteld van een financiële bijdrage. Wel kunnen ouders zich vastleggen op een
bijdrage in een overeenkomst die voldoet aan de eisen die daaraan in genoemd artikel worden verbonden. De meeste scholen met
het Leonardo-concept hebben een regeling waarmee de vrijwillige bijdrage afgestemd wordt op draagkracht van de ouders en/of
een fonds waarop de ouders een beroep kunnen doen.
Mocht de school –bijvoorbeeld door ontoereikendheid van beschikbare fondsen en/of vrijwillige ouderbijdragen – de extra activiteiten
niet kunnen financieren, dan zal de betrokken school daarvoor, in lijn met het voorgaande, zelf een oplossing moeten vinden.
Bijvoorbeeld door het staken of verminderen van de extra activiteiten.
Antwoord 2
Zoals in het antwoord op vraag 1 al is uiteengezet, betreft het hier geen particulier onderwijs maar extra onderwijsactiviteiten
die door een rijksbekostigde school wordt aangeboden. Deze activiteiten biedt een schoolbestuur aan uit eigen beweging en
op basis van de inrichtingsvrijheid.