Vraag 1, 2, 3, 4
Is het waar dat de Nederlandse militairen in Irak op verschillende punten afweken van hun mandaat, waardoor zij veel meer
bij de bezetting verweven raakten dan het kabinet eigenlijk wilde? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen? Zo ja, op welke
punten is dit gebeurd en om welke reden?
Is het waar dat de Nederlandse militairen volop bezig waren met het opzetten van een nieuw Iraaks bestuur in de provincie
Al Muthanna, terwijl dit in strijd was met de afspraken die Nederland had gemaakt met de Britten, die het bevel voerden in
Zuidelijk Irak? Is hierover overleg geweest met de Britten?
In hoeverre ondermijnde dit het uitgangspunt van het kabinet dat de Nederlandse militairen door de Irakezen als vredeshandhavers
gezien moesten worden in plaats van als bezettende macht?
Deelt u de mening van de auteurs van het boek dat de Nederlandse militairen in feite deel uitmaakten van de Amerikaans-Britse
bezettingsmacht? In hoeverre conflicteert dit met het beeld dat het kabinet in de Kamer schetste van de Nederlandse missie
als een opbouwmissie onder de vlag van de Verenigde Naties? Is de Kamer te allen tijde juist geïnformeerd?
Antwoord 1, 2, 3, 4
VN-Veiligheidsraad Resolutie 1 483, aangenomen op 22 mei 2003, verschaft de politieke en juridische basis voor het uitzenden
van Nederlandse militairen naar Irak in de zomer van 2003. De resolutie onderscheidt de «bezettende mogendheden», de Verenigde
Staten en het Verenigd Koninkrijk, van «andere landen». De resolutie stelt in dat verband duidelijk dat andere landen, die
geen bezettingsmacht zijn, kunnen «werken» onder het verenigde commando (de Coalition Provisional Authority, of CPA).
Nederland behoorde met de militaire bijdrage in de provincie Al Muthanna tot de categorie «andere landen» en maakte geen deel
uit van de Amerikaans-Britse bezettingsmacht. In de brief aan de Kamer van 6 juni 2003 (TK 2002–2003, 23 432, nr. 116) en in daaropvolgende informatieverstrekking en parlementaire debatten heeft het kabinet consequent onderstreept dat Nederland
deelnam aan een multinationale stabilisatiemacht, die onder een helder VN-mandaat en onder het gezag van de CPA in Irak optrad.
De inspanningen waren gericht op het handhaven van de veiligheid en stabiliteit, als voorwaarde voor humanitaire hulp en wederopbouw.
Nederland heeft als deelnemer aan de stabilisatiemacht vooral in de beginfase de CPA ondersteund met de opbouw van lokaal
bestuur in de provincie Al Muthanna. Het overleg met het Verenigd Koninkrijk was veelvuldig, de Nederlandse eenheden stonden
immers onder Brits bevel. Informatie over het optreden van de Nederlandse militairen in het kader van SFIR is uitgebreid met
de Kamer gedeeld, onder andere in de periodieke informatieverstrekking aan de Kamer en de eindevaluatie van de missie en tijdens
het bezoek van de Vaste commissie voor Defensie aan het inzetgebied in oktober 2003. In de informatieverstrekking aan de Kamer
is steeds onderstreept dat het destijds aangebrachte onderscheid tussen de werkzaamheden van de stabilisatiemacht en de werkzaamheden
van de bezettende mogendheden in de praktijk niet zwart-wit te maken was. Dit betekende dat de beperkingen of caveats die
golden voor de Nederlandse militairen ten aanzien van bestuurlijke taken en criminaliteitsbestrijding, zoals vastgelegd in
het memorandum of understanding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, in de praktijk niet houdbaar bleken. Zonder de
betrokkenheid van de Nederlandse militairen bij de ontwikkeling van bestuur en handhaving van de openbare orde zou een machtsvacuüm
zijn ontstaan en zou de instabiliteit toenemen. Naarmate de CPA beter in staat was om het bestuur en de gezagshandhaving in
Al Muthanna te laten functioneren en geleidelijk over te dragen aan de Irakese veiligheids- en bestuursstructuren, kon het
Nederlandse bataljon zich concentreren op het handhaven van de veiligheid en stabiliteit, als voorwaarde voor humanitaire
hulp en wederopbouw.
Bij het optreden van de Nederlandse militairen in SFIR werden de grenzen van het mandaat zichtbaar, maar zijn deze niet overschreden.
Dat geldt ook voor het optreden in het kader van de criminaliteitsbestrijding, zoals de operatie «Greenfield». De Commissie
Van den Berg oordeelde dat het optreden van de Nederlandse militairen bij de uitvoering van deze operatie binnen het mandaat
van SFIR paste.