Vragen van het lid
Arib
(PvdA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over een misbruikschandaal dat Nederland in de
doofpot zou hebben gestopt (ingezonden 22 april 2011).
Antwoord van minister
Opstelten
(Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 28 april 2011).
Vraag 1
Kent u het bericht «Nederland stopte misbruikschandaal in doofpot»?1
Vraag 2
Is het waar de een hoge Nederlandse diplomaat in Jakarta in 2008 ondergeschikte Indonesische mannen seksueel heeft misbruikt?
Zo nee, wat is hieraan dan niet waar en wat is er dan wel gebeurt?
Antwoord 2
Eind oktober 2008 heeft de eigenaar van het bewakingsbureau dat door de ambassade in Jakarta is ingehuurd ter bewaking van
de dienstwoningen van de ambassade, een melding gedaan over vermeend seksueel misbruik van haar bewakers door een ambtenaar
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door het ministerie is in november 2008 een onderzoek ter plekke verricht. Vooruitlopend
op het tot stand komen van de eindrapportage is betrokkene met ingang van 3 december geschorst en is zijn plaatsing te Jakarta
met ingang van 20 december 2008 beëindigd.
Op 13 januari 2009 is namens de minister van Buitenlandse Zaken aangifte gedaan tegen de diplomaat wegens het begaan van zedenmisdrijven. De
zaak is door het Openbaar Ministerie onderzocht (zie hierover verder het antwoord op vragen 3 en 5). Aan betrokkene is met
ingang van 20 februari 2009 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Het beroep tegen dit strafontslag
is door de Rechtbank te Middelburg op 2 december 2010 ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft nog geen uitspraak
gedaan op het hoger beroep dat betrokkene heeft ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
Vraag 3
Is er inderdaad op ambtelijk niveau besloten aan om geen strafvervolging in te stellen? Zo ja, op welk ambtelijk niveau was
dat? Welke functionarissen hebben dit besloten en waren zij daartoe gerechtigd? Zo nee, wat is er niet waar in het in het
artikel gestelde?
Antwoord 3
De beslissing om geen verder strafrechtelijk onderzoek in te stellen is genomen door een officier van justitie van het parket
Middelburg, na afstemming met de hoofdofficier van justitie. Dit is de normale gang van zaken bij dergelijke vervolgingsbeslissingen.
Voor de redenen van het sepot verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Vraag 4
Deelt u de mening dat diplomatieke betrekkingen niet in de weg mogen staan van strafrechtelijke vervolging? Zo ja, hoe beziet
u dit in het kader van wat er in het genoemde artikel staat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De diplomatieke status heeft in de onderhavige casus geen invloed gehad op de beslissing van het Openbaar Ministerie (zie
het antwoord op vraag 5). Het vereiste van dubbele strafbaarheid van artikel 5, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht
is toepasselijk op een ieder.
Vraag 5
Is het waar dat er in Nederland aangifte is gedaan tegen deze diplomaat maar dat er vanwege het feit dat genoemde ontuchtige
handelingen in Indonesië niet strafbaar waren is afgezien van strafvervolging? Zo ja, deelt u de mening dat dit een onwenselijke
situatie is en dat het plegen van ontucht met misbruik van gezag door een Nederlander ook buiten Nederland strafbaar zou moeten
zijn? Zo ja, gaat u de wet op dit punt aanpassen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er is destijds door de minister van Buitenlandse Zaken inderdaad aangifte gedaan tegen deze (inmiddels ex-)diplomaat wegens
verkrachting, aanranding en ontucht met misbruik van gezag. Om tot vervolging in Nederland te kunnen overgaan is vereist dat
de feiten zowel in Indonesië als in Nederland strafbaar zijn. Verkrachting is in Indonesië – anders dan in Nederland – slechts
strafbaar als het slachtoffer een vrouw is. In deze zaak betreft het echter drie mannelijke slachtoffers. Vervolging wegens
aanranding zou, met het oog op het vereiste van dubbele strafbaarheid, alleen haalbaar zijn als er sprake was van geweld of
dreiging met geweld. Daarvoor was naar het oordeel van het Openbaar Ministerie echter onvoldoende bewijs. Tenslotte bleek
vervolging wegens ontucht met misbruik van gezag niet mogelijk omdat daarvoor naar Nederlands recht sprake dient te zijn van
een juridische, geformaliseerde relatie tussen de ambtenaar en het slachtoffer. In het onderhavige geval was van een dergelijke
geformaliseerde gezagsrelatie geen sprake.
Om de hiervoor genoemde redenen heeft het Openbaar Ministerie in deze zaak besloten tot een sepot. Ik zie in deze beslissing
geen aanleiding om de wet aan te passen terzake van het plegen van ontucht met misbruik van gezag door een Nederlander buiten
Nederland. In het algemeen moet het uitbreiden van het bereik van de Nederlandse wet tot feiten gepleegd buiten Nederland
terughoudend worden benaderd. Uitgangspunt is dat er internationale consensus dient te bestaan omtrent de wenselijkheid van
strafbaarstelling.
Vraag 6
Kunt u deze vragen voor 12 uur aanstaande dinsdag 26 april a.s. beantwoorden?
Antwoord 6
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
X Noot
1De Telegraaf, 21 april 2011.