Vragen van het lid Rik Janssen (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het afblazen van een voorgenomen proef met verbeterd spreekrecht (ingezonden 22 maart 2011).

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 april 2011) zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2157.

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op de vragen over een proef met verbeterd spreekrecht in aparte strafmaatzittingen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft u zelf contact gehad met de rechtbank Amsterdam over dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ten behoeve van de beantwoording van uw eerdere vragen heb ik zelf contact gehad met de rechtbank Amsterdam. De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht dat geen sprake is van een proef zoals door vragensteller bedoeld.

Vraag 3

Is er in het kader van de voorbereiding van deze proef onderzoek gedaan door de rechtbank Amsterdam naar de juridische implicaties van aparte strafmaatzittingen? Zo ja, zijn de resultaten inmiddels bekend en wat is de uitkomst?

Antwoord 3

Zoals ik u in de beantwoording van uw eerdere vragen heb gemeld is op dit moment geen sprake van een proef, noch van een concreet voornemen daartoe.

Het is op dit moment dus voorbarig om te spreken van een concrete proef. Wel heeft de Raad voor de Rechtspraak mij inmiddels laten weten dat de betreffende rechtbank een vooronderzoek doet om te kijken of en hoe een aparte strafmaatzitting (onder de huidige wetgeving) in de praktijk is vorm te geven. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de juridische en financiële aspecten. De verwachting is dat dit vooronderzoek voor de zomer zal zijn afgerond.

Vraag 4

Is de proef onderwerp van gesprek geweest, al dan niet in beslotenheid, met advocaten, rechters en officieren van justitie? Zo ja, wat is de uitkomst?

Antwoord 4

In het kader van dit vooronderzoek wordt (uiteraard) ook met rechters gesproken en met belangrijke externe partijen als advocatuur en OM. De rechtbank acht het van belang te luisteren naar wat er in de samenleving speelt. Die gesprekken dienen primair ter gedachtevorming.

Vraag 5 en 6

Heeft u, voordat u tot uw oordeel kwam dat het uitoefen van spreekrecht tijdens aparte strafmaatzittingen niet leidt tot een betere positie van slachtoffers, de mening gevraagd van de (organisaties van) slachtoffers en nabestaanden zelf? Zo nee, waarom niet? Waarop baseert u uw mening dat het geen verbetering is?

Bent u bereid alsnog uw steun te verlenen aan een proef met aparte strafmaatzittingen waarbij de mogelijkheden van verbeterd spreekrecht kunnen worden onderzocht?

Antwoord 5 en 6

Ik voer periodiek overleg met de organisaties van slachtoffers en nabestaanden. De wens die binnen deze organisaties leeft om het spreekrecht inhoudelijk uit te breiden is mij bekend. Ik sta, zoals eerder gezegd, positief ten opzichte van een uitbreiding van het spreekrecht. Ik streef er naar voor de zomer met een conceptwetsvoorstel te komen waarover de genoemde organisaties zich ook kunnen uitlaten. Ik teken echter aan dat met de invoering van de Wet versterking positie slachtoffers in het strafproces de keuze is bevestigd dat het slachtoffer procesdeelnemer blijft en geen procespartijwordt. Introductie van strafmaatzittingen noopt tot een ingrijpende herinrichting van het onderzoek op de terechtzitting met aanzienlijke consequenties voor de planning van de zittingen en de zittingscapaciteit. Los daarvan ben ik voorshands niet overtuigd van de meerwaarde van een splitsing tussen de feitelijke behandeling van een zaak en een strafmaatzitting, die ertoe zou leiden dat de emotionele belasting van het slachtoffer of de nabestaanden wordt verminderd. Ik zie met belangstelling uit naar de resultaten van het vooronderzoek in Amsterdam op dit punt.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1851.

Naar boven