Vragen van het lid Koppejan (CDA) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over drinkwater en Europese vereisten (ingezonden 20 juli 2010).

Antwoord van minister Huizinga-Heringa (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) (ontvangen 14 oktober 2010).

Vraag 1

Kunt u uw antwoord op mijn vraag over een mogelijke nationale kop bovenop de Europese richtlijn met betrekking tot de nationale norm voor metabolieten tijdens het algemeen overleg over het Drinkwaterbesluit d.d. 30 juni 2010 nader toelichten aan de hand van beantwoording van de volgende vragen, aangezien na het algemeen overleg uit het veld tegenstrijdige berichten komen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is er in de Europese Drinkwaterrichtlijn 98/83 een norm opgenomen voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen? Zo nee, waarom kiest u ervoor om in het Drinkwaterbesluit een norm voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen op te nemen?

Antwoord 2

In de Drinkwaterrichtlijn is een norm opgenomen voor «relevante metabolieten» van pesticiden (zie Engelstalige tekst, Bijlage I, Deel B, opmerking 6: «relevant metabolites, degradation and reaction products»). De Drinkwaterrichtlijn maakt geen onderscheid in humaan-toxicologisch relevante metabolieten en niet humaan toxicologisch relevante metabolieten. Op basis van artikel 4 en 5 van de Drinkwaterrichtlijn is gekozen om een specifieke eis voor niet humaan-toxicologische relevante metabolieten op te nemen in het Drinkwaterbesluit. De Drinkwaterrichtlijn vereist, op basis van artikel 5, derde lid, dat lidstaten waarden vaststellen voor aanvullende parameters die niet in bijlage I van de richtlijn zijn opgenomen indien de bescherming van de volksgezondheid op hun grondgebied of een deel daarvan dit vereist.

De vastgestelde waarden moeten voldoen aan de in artikel 4, eerste lid, opgenomen eis dat de waarde op een zodanig niveau wordt gesteld dat er geen gevaar ontstaat voor de volksgezondheid. Relevante metabolieten kunnen op basis van stofeigenschappen worden aangemerkt als humaan-toxicologisch relevant of niet humaan-toxicologisch relevant. Niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten leveren in lage concentraties geen direct gevaar voor de volksgezondheid. Zij zijn echter wel relevant voor de drinkwaterkwaliteit als bedoeld in de Drinkwaterrichtlijn. Het is bekend dat  bij bereiding van drinkwater niet-relevante metabolieten het startmateriaal kunnen vormen voor humaan toxicologische producten. Zij moeten derhalve als «relevant» worden beschouwd. Om die reden en vanuit het voorzorgsprincipe, met oog op het voorkomen van mengseltoxiciteit, bestaat de noodzaak om ook voor deze stoffen een normwaarde te hebben.

Overigens, met de huidige tekst in het ontwerpbesluit is Nederland minder streng dan andere lidstaten (bijvoorbeeld Engeland, Duitsland en Denemarken).

Vraag 3

Acht u het noodzakelijk om de norm voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen aan de Europese Commissie te notificeren? Zo nee, waaruit blijkt dat dit niet noodzakelijk is?

Antwoord 3

De norm voor niet humaan-toxicologische relevante metabolieten vloeit direct voort uit de Drinkwaterrichtlijn (één op één implementatie). In het geval van één op één implementatie hoeft niet te worden genotificeerd. De norm zal wel (als onderdeel van het Drinkwaterbesluit) aan de Commissie worden gemeld ter uitvoering van art. 17, tweede lid, van de Drinkwaterrichtlijn.

Vraag 4

Overweegt u om in het Drinkwaterbesluit ook voor andere stoffen dan gewasbeschermingsmiddelen een waarde voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten op te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Op dit moment zijn geen andere stoffen bekend waarbij dezelfde problematiek speelt. Overigens geldt de norm voor niet-humaan relevante metabolieten niet alleen voor gewasbeschermingsmiddelen, maar ook voor biociden.

Vraag 5

Kunt u uiteenzetten waarop de hoogte van de norm is gebaseerd? Is daarbij de relatie met het risicobeleid van de overheid betrokken, of staat de hoogte van de norm daar los van?

Antwoord 5

Vanuit humaan-toxicologisch oogpunt ligt het voor de hand om voor niet-humaan toxicologisch relevante metabolieten een andere norm te hanteren dan voor humaan-toxicologisch relevante metabolieten (0,1 microgram/l). Op basis van een RIVM-briefrapport van juni 2006 (Bestrijdingsmiddelen en hun metabolieten in leidingwater, rapport 703719050/2006, te vinden op www.rivm.nl) is besloten om voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten een hogere voorzorgsnorm te hanteren, namelijk 1,0 microgram/l. Er is een relatie met het risicobeleid van de overheid als het gaat om het toepassen van het risicobeleid.

De norm is overigens wel gebaseerd op risico inschatting van effecten op basis van stofeigenschappen. De waarde van 1,0 microgram/l komt overeen met de signaleringswaarden voor antropogene stoffen, zoals voorgesteld in tabel IIIc van het ontwerp-besluit. De praktijk van de afgelopen 25 jaar heeft uitgewezen dat de waarde van 1 microgram/l in de praktijk goed voldoet.

Vraag 6

Klopt het dat het betreffende Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-rapport stelt dat het voor analyse- en monitoringsdoeleinden wenselijk is dat er een streefwaarde is, zodat de analysemethode hierop kan worden aangepast en de analyseresultaten getoetst kunnen worden? Waarom gaat u verder en introduceert u een norm en geen streefwaarde?

Antwoord 6

In het onder vraag 2 genoemde RIVM-briefrapport wordt de term «streefwaarde» uitsluitend gebruikt in verband met de vereiste nauwkeurigheid van monitoring- en analysetechnieken. Bedoeld wordt een beschrijving van het gewenste kwaliteitsniveau van meettechnieken. Zoals uit verdere tekst van het rapport blijkt, is het advies van het RIVM gericht op het hanteren van een maximumwaarde – ofwel norm – voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten in relatie tot de drinkwaterkwaliteit.

Vraag 7 en 8

Kunt u de impact van deze nieuwe norm toelichten? Zo nee, bent u bereid eerst een impactanalyse te laten uitvoeren alvorens de norm vast te stellen?

Welke inspanningen moeten de drinkwaterbedrijven, alsmede het bedrijfsleven leveren om invulling te geven aan de gestelde norm voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen? Kunt u uiteenzetten welke kosten ongeveer met deze inspanningen zijn gemoeid? Hoe verhouden deze inspanningen zich tot het overheidsbeleid om de regeldruk te verminderen?

Antwoord 7 en 8

Op basis van metingen die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd wordt geen extra impact verwacht. Om die reden ligt uitvoering van een impactanalyse ook niet voor de hand. Het betreft een beperkt aantal stoffen. Tot op heden zijn alleen BAM en AMPA door de VROM-Inspectie aangemerkt als niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten. Het opnemen van de norm leidt niet tot extra meetinspanningen. Drinkwaterbedrijven nemen deze stoffen nu reeds mee in hun meetprogramma’s. Zij volgen daarmee de strategie die is beschreven in het RIVM- rapport «Meetstrategie bestrijdingsmiddelen voor de drinkwaterbedrijven» (rapport 703719011/2006, te vinden op www.rivm.nl).

Vraag 9

Bent u bereid om de norm voor niet humaan-toxicologisch relevante metabolieten van gewasbeschermingsmiddelen uit het Besluit te halen?

Antwoord 9

Een normwaarde voor niet humaan-toxicologische relevante metabolieten is passend, gelet op de aanwezigheid van deze stoffen in bronnen voor de drinkwatervoorziening en de interpretatieruimte die de Drinkwaterrichtlijn biedt (zie antwoord op vraag 2).


XNoot
1

Verslag van een algemeen overleg over het Drinkwaterbesluit d.d. 30 juni 2010 (Kamerstuk 30 895, nr. 65.)

Naar boven