Vragen van de leden Timmermans en Dikkers (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over Nederlandse bedrijven die geen heil zien in Uruzgan (ingezonden 31 maart 2011).

Antwoord van staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 19 april 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht dat Nederlandse bedrijven nauwelijks aan de slag zijn gegaan in Afghaanse provincie Uruzgan?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke projectaanvragen zijn gehonoreerd vanuit het Fonds Economische Opbouw Uruzgan (FEOU) in respectievelijk 2009 en 2010? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid?

Antwoord 2

Vanuit het FEOU zijn drie projectaanvragen gehonoreerd. In totaal is 3.3 miljoen euro gecommitteerd. Het gaat om twee haalbaarheidsstudies en één investeringsproject:

  • Business Partners for Uruzgan: haalbaarheidsstudies naar productketens in Uruzgan. Het projectbudget bedroeg 1 004 652 euro en er is een subsidie uitgekeerd van 803 722 euro.

  • Haalbaarheidsstudie voor export van granaatappelen vanuit Uruzgan naar Nederland. Het projectbudget bedroeg 666 960 euro en er is 533 568 euro aan subsidie uitgekeerd.

  • Grootschalige productie, verwerking en verpakking van saffraan in Uruzgan en export van naar Europa. Het projectbudget bedraagt 2 499 000 euro en het vooralsnog uitgekeerde subsidiebedrag bedraagt 1 999 200 euro.

Vraag 3

Kunt u aangeven wat de verklaring is voor het gegeven, dat ondanks het beschikbare budget vanuit het FEOU, er nauwelijks economische activiteiten in de regio zijn opgestart? Hoeveel aanvragen zijn er nu nog in behandeling?

Antwoord 3

De lokale omstandigheden en de veiligheid in Uruzgan beperken de belangstelling van bedrijven om investeringen te doen en de mogelijkheden om projecten uit te voeren die een duurzame impact hebben. De economie van Uruzgan is klein, ruraal en kwetsbaar. De beeldvorming over Afghanistan is het afgelopen jaar niet beter geworden. Onzekerheid over de Nederlandse betrokkenheid in Uruzgan na 2010 had mogelijk ook een negatieve impact. Desondanks zijn er twee haalbaarheidsstudies uitgevoerd en is er één investeringsproject van start gegaan. Kennis en ervaring hieruit zal de economie in Uruzgan ten goede komen, waaronder creatie van nieuwe banen.Er zijn geen aanvragen meer in behandeling.

Vraag 4

Is het waar dat het projectvoorstel van bureau Ferendi, die een haalbaarheidsstudie naar de regio doet, wegens gebrek aan kwaliteit per direct is gestaakt?

Antwoord 4

Het project «Business Partners for Uruzgan», waarbij het bureau Ferendi één van de partners was, is beëindigd mede naar aanleiding van het advies van de adviescommissie van het Fonds Economische Opbouw Uruzgan. Er was bij de subsidieverlening afgesproken om op een vooraf ingepland evaluatiemoment te bezien of het project zou worden voortgezet. Op dit evaluatiemoment is besloten dat het project onvoldoende aanknopingspunten bood voor een vervolgfase.

Vraag 5

Is het waar dat de werkzaamheden van het FEOU tijdelijk zijn opgeschort? Indien ja, waarom?

Antwoord 5

Het FEOU is op 31 december 2010 gesloten, op de wettelijke datum die in de Staatscourant was gepubliceerd. Van tussentijdse opschorting was dus geen sprake.

Vraag 6

Deelt u de mening van de Voorzitter van VNO-NCW, Bernard Wientjes, dat het wenselijk zou zijn het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering vanaf nu het voortouw te laten nemen bij het bevorderen van handelsklimaat in de regio?

Antwoord 6

Ja. Het «business partners for Uruzgan» kantoor in Kabul is door VNO-NCW overgedragen aan het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering en gaat door als «Private Sector Development Office» (PSDO). Lokale aanwezigheid voor identificatie van samenwerkingsmogelijkheden voor bedrijven en het opbouwen van een economisch netwerk is van belang gebleken. Het PSDO draagt bij aan private sector ontwikkeling voor geheel Afghanistan, ondermeer door het verlenen van economische diensten aan Nederlandse en internationale bedrijven, «matchmaking» van deze bedrijven met potentiële Afghaanse partners en door de ambassade te adviseren op het gebied van private sector ontwikkeling. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt dit initiatief financieel.

Vraag 7

Deelt u de mening dat, gezien de ervaring met projectaanvragen in de instabiele regio Uruzgan, er meer dan alleen investeringen door het bedrijfsleven nodig zijn om de economische activiteiten in ontwikkelingslanden te ontplooien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke begeleidende programma’s denkt u dan?

Antwoord 7

In fragiele staten is een contextspecifieke benadering essentieel. Ieder gebied vereist een op maat gesneden aanpak om economische ontwikkeling te stimuleren. Het gaat daarbij naast private sectorontwikkeling om bijvoorbeeld goed bestuur, veiligheid, onderwijs, de rechtsstaat en microkredieten. Private sectorontwikkeling was slechts een klein onderdeel van de Nederlandse inspanningen voor stabilisatie en ontwikkeling in Uruzgan. Nederland heeft sinds 2006 veel geïnvesteerd in programma’s op het gebied van onderwijs, landbouw, plattelandsontwikkeling, gezondheidszorg, goed bestuur, infrastructuur, microkrediet, energie en water. Een aantal van deze projecten loopt nog door tot 2014.

Vraag 8

Hoe gaat u de ervaringen opgedaan in Uruzgan verwerken in de nieuwe bedrijfslevenprogramma’s?

Antwoord 8

Economische groei middels ontwikkeling van de private sector is een belangrijke voorwaarde voor armoedebestrijding en stabiliteit, juist in fragiele staten. De specifieke omstandigheden in Uruzgan waren uitzonderlijk moeilijk, waardoor investeringsmogelijkheden voor het Nederlands bedrijfsleven beperkt waren. Nederland blijft echter met bedrijfsleveninstrumenten werken.

De activiteiten van de VNO/NCW Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan (WEWA) en de verschillende projecten die zijn uitgevoerd met FEOU-financiering hebben nuttige informatie en analyses opgeleverd over de mogelijkheden voor private sectorontwikkeling in Afghanistan. Concreet gaat het daarbij om het volgende.

  • Zoals reeds genoemd bij vraag 6 is het «front office» van «business partners for Uruzgan» door de WEWA overgedragen aan het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering. Dit kantoor gaat verder als «Private Sector Development Office». Dit initiatief wordt als «pilot» gedurende een jaar financieel ondersteund door het ministerie van Buitenlandse Zaken.

  • Nederland investeert verder in de ontwikkeling van de landbouwsector, waarin ongeveer 80% van de beroepsbevolking werkzaam is. In het Meerjaren Strategisch Plan voor Afghanistan vormen landbouwonderwijs en private sectorontwikkeling één van de drie pijlers. Samen met het «Private Sector Development Office». Mede aan de hand van ervaringen van de WEWA en andere Nederlandse ondernemers wordt onderzocht hoe Nederland kan helpen om barrières voor ontwikkeling te slechten (bijvoorbeeld moeilijkheden bij certificering, vergunningen, of het voldoen aan belastingverplichtingen).

  • De PSI plus regeling voor investeringen in fragiele staten blijft open staan voor Afghanistan. In 2010 zijn drie subsidies voor investeringen in Afghanistan verleend. In 2011 zijn bij de eerste tender voor Afghanistan zeven nieuwe voorstellen ingediend. De belangstelling voor fragiele staten in het kader van PSI plus is goed en vertoont een stijgende lijn.


X Noot
1

Trouw, «Bedrijfsleven laat Uruzgan links liggen», 26 maart 2011.

Naar boven