Vragen van de leden Bashir, Van Bommel en Irrgang (allen SP) aan de staatssecretaris en minister van Financiën en de ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over Nederland als vestigingsplek voor het Libische bedrijf Oilinvest (Tamoil) (ingezonden 1 maart 2011).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën), mede namens de ministers van Financiën, van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 18 april 2011).

Vraag 1 en 2

Is het waar dat het Libische Oilinvest en daarmee Tamoil vanuit Ridderkerk bestuurd worden en niet vanuit Italië, omdat Nederland wat de belasting betreft veel voordelen biedt?1

Heeft Oilinvest of Tamoil afspraken (ook wel rulings genoemd) gemaakt met de Belastingdienst? Zo ja, wat is de aard van die afspraken?

Antwoord 1 en 2

In verband met de geheimhoudingsplicht kan geen informatie over individuele belastingplichtigen worden verstrekt (artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen).

Vraag 3

Is het waar dat de Belastingdienst geen afspraken maakt met buitenlandse bedrijven en dat daarom in dit geval niet valt uit te sluiten dat de Belastingdienst een afspraak met Oilinvest of Tamoil heeft gemaakt, aangezien dat Nederlandse vennootschappen zijn? Zo nee, kunt u het beleid van de Belastingdienst betreffende rulings met betrekking tot binnenlandse en buitenlandse bedrijven dan nader uiteenzetten?

Antwoord 3

De Belastingdienst maakt met zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven afspraken over hun fiscale aangelegenheden in Nederland. Dit zijn geen bijzondere afspraken, maar afspraken waarin op basis van de feiten en omstandigheden van een concrete situatie wordt vastgelegd welke fiscale gevolgen een voorgenomen rechtshandeling of structuur zal hebben, vanzelfsprekend binnen de kaders van wet, jurisprudentie en het uitvoeringsbeleid. Uiteraard vallen er wel verschillen te onderkennen in de fiscale vraagstukken die aan de orde zijn bij buitenlandse bedrijven die in of via Nederland activiteiten ontplooien, in vergelijking met binnenlandse bedrijven. Bij buitenlandse bedrijven kan in dit kader bij voorbeeld worden gedacht aan de vraag of sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting vanwege de eventuele aanwezigheid van een in Nederland gelegen vaste inrichting of vanwege het anderszins genieten van inkomsten uit een Nederlandse bron.

Vraag 4

Kunt u (in algemene zin) zo gedetailleerd mogelijk uiteenzetten wat er in rulings precies wordt afgesproken, met name op het gebied van het belastingtarief, de grondslag (toerekening van vermogensbestanddelen en activiteiten) en de waardering van de grondslag? Waarover worden de meeste afspraken gemaakt? Hoeveel rulings maakt de Belastingdienst gemiddeld per jaar?

Antwoord 4

Vooraf zij opgemerkt dat het in zijn algemeenheid mogelijk is met de Belastingdienst vaststellingsovereenkomsten te sluiten over fiscale aangelegenheden.

De gestelde vraag lijkt evenwel – gezien het gebruik van het woordje «ruling» – vooral betrekking te hebben op de afspraken die in het kader van de APA-/ATR-praktijk worden gemaakt. De afkorting APA staat voor advance pricing agreement en de afkorting ATR voor advance tax ruling. Een APA is een afspraak vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning of een methode voor de vaststelling van een dergelijke beloning voor grensoverschrijdende transacties (goederen en dienstverlening) tussen gelieerde lichamen of tussen onderdelen van eenzelfde lichaam. Een ATR is eveneens een afspraak vooraf en geeft zekerheid over de fiscale gevolgen van een voorgenomen transactie of samenstel van transacties voor bepaalde internationale onderwerpen. Het betreft veelal een combinatie van vragen over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in internationale structuren en de vraag of al dan niet sprake is van een vaste inrichting in Nederland van een in het buitenland gevestigde vennootschap of anderszins buitenlandse belastingplicht. De procedure voor de behandeling van APA-verzoeken is vastgelegd in het beleidsbesluit van 11 augustus 2004, IFZ2004/124M en voor ATR-verzoeken in het beleidsbesluit van 11 augustus 2004, IFZ2004/125M. De Belastingdienst maakt geen afspraken over een van wet- en regelgeving afwijkend belastingtarief. In het beheersverslag van de Belastingdienst wordt jaarlijks een overzicht gegeven van de in een jaar afgehandelde APA- en ATR-verzoeken. Gemiddeld genomen zijn in de periode 2006–2009 jaarlijks 270 APA-verzoeken en 522 ATR-verzoeken afgehandeld.

Vraag 5

Vindt u het juist dat de voormalige Nederlandse Antillen door het sluiten van de informatie-uitwisselingsverdragen met de Noordse staten nu op de witte lijst van de OESO staan2, terwijl de voormalige Nederlandse Antillen blijkbaar nog steeds worden gebruikt voor belastingconstructies?

Antwoord 5

Het hier bedoelde in 2009 door de OESO gepubliceerde overzicht ziet op de implementatie van de zogenoemde internationale standaard op het gebied van informatie-uitwisseling voor belastingdoeleinden. Op de witte lijst staan landen die ten minste twaalf overeenkomsten hebben gesloten die voorzien in informatie-uitwisseling conform deze standaard. Omdat de Nederlandse Antillen deze status op 10 september 2009 hebben bereikt, staan de eilanden van de (voormalige) Nederlandse Antillen sindsdien op de hiervoor genoemde witte lijst van de OESO.

Vraag 6

Is het waar dat er tussen Oilinvest en Tamoil een Cypriotische investeringsmaatschappij zit en dat er verder in de organisatiestructuur van deze bedrijven een Nederlandse coöperatie zit en dat er gebruik wordt gemaakt van (een) vestiging(en) op de Nederlandse Antillen?

Antwoord 6

In verband met de geheimhoudingsplicht kan geen informatie over individuele belastingplichtigen worden verstrekt.

Vraag 7

Komen structuren zoals beschreven in het bij vraag 1 genoemde artikel vaker voor? Is dit een trend van de laatste jaren? Kunt u deze structuur schematisch weergeven en daarbij de belastingvoordelen voor de bedrijven opnoemen?

Antwoord 6

Uit het genoemde artikel kan niet worden afgeleid hoe de organisatiestructuur in elkaar zit. Zoals ik in mijn brief van 22 december 2010, IFZ2010/481, in antwoord op Kamervragen van het Lid Braakhuis, nr. 2010Z18347, reeds heb geantwoord heeft Nederland een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven met reële aanwezigheid in Nederland. Heel belangrijk voor internationaal zakendoen is dat dubbele belastingheffing wordt voorkomen en bronheffingen worden gereduceerd. Belangrijke pijlers zijn: deelnemingsvrijstelling, het uitgebreide verdragennetwerk, de afwezigheid van bronheffing op uitgaande rente- en royaltystromen3. Verder biedt, zoals ik heb aangegeven, de Nederlandse Belastingdienst een grote mate van zekerheid over de toepassing van fiscale regels.

Vraag 8

Klopt het dat als een coöperatie op de juiste manier gestructureerd is, er geen belasting ingehouden hoeft te worden op de uitbetaalde winsten? Zo niet, hoeveel is de minimale belasting die betaald moet worden? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 8

Ja, in beginsel is een coöperatie niet aan dividendbelasting onderworpen en zal er geen inhouding van dividendbelasting kunnen plaatsvinden op de uitbetaalde dividenden. Dit neemt overigens niet weg dat winstuitkeringen van coöperaties aan niet-ondernemers in bepaalde gevallen in de heffing van de vennootschapsbelasting kunnen worden betrokken (buitenlandse belastingplicht).

Vraag 9

Is het waar dat de Belastingdienst de exacte organisatiestructuur van Oilinvest kent? Zo ja, kunt u deze informatie delen met de Tweede Kamer en daarbij ook meenemen bij wie de inkomsten van Oilinvest uiteindelijk terechtkomen? Zo niet, waarom kent de Belastingdienst de organisatiestructuur niet?

Antwoord 9

In verband met de geheimhoudingsplicht kan geen informatie over individuele belastingplichtigen worden verstrekt. In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst op de hoogte is van de organisatiestructuur van een bedrijf. Dat geldt in het bijzonder in de gevallen waarbij zekerheid vooraf wordt verstrekt.

Vraag 10

Is het van belang voor de toepassing van een eventuele ruling of voor de Nederlandse vennootschapsbelasting dat het bestuur van een Nederlandse vennootschap in Nederland vergadert dan wel besluiten neemt? Zo ja, hoe wordt gecontroleerd of dit ook daadwerkelijk gebeurt?

Antwoord 10

Voor het verkrijgen van zekerheid vooraf door middel van een APA of ATR is het in beginsel een vereiste dat een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap ook feitelijk in Nederland is gevestigd voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet en de belastingverdragen. De plaats waar het bestuur van de vennootschap vergadert en de besluiten neemt is daarbij één van de relevante factoren. Reeds in het proces van afgifte van een APA of ATR wordt bezien of aan deze voorwaarde wordt voldaan of zal worden voldaan.

Vraag 11

Vindt u het wenselijk dat dictators Nederland gebruiken in belastingroutes? Zo nee, wat gaat u doen om dat in de toekomst te voorkomen? Zo ja, waarom?

Antwoord 11

In beginsel kan elk bedrijf dat activiteiten in of via Nederland ontplooit gebruik maken van het Nederlandse juridische, financiële en fiscale stelsel. Echter, in de APA/ATR-praktijk is één van de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over fiscale structuren, dat informatie wordt verstrekt met betrekking tot de wereldwijde organisatiestructuur van het concern (waaronder informatie over de uiteindelijke gerechtigdheid van het vermogen van degene die zekerheid vooraf verzoekt).

Daarnaast zal geen zekerheid vooraf worden verstrekt indien sprake is of kan zijn van vermoedens over betrokkenheid bij activiteiten als witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering of een internationale boycot. Mocht de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de aangifte of een eventueel boekenonderzoek, stuiten op de hiervoor genoemde activiteiten, dan zal de Belastingdienst deze melden bij andere overheids- en toezichtsinstanties, zoals het Openbaar Ministerie, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, de Autoriteit Financiële Markten, en De Nederlandsche Bank.

Vraag 12 en 13

Wordt in het onderzoek van het kabinet naar de mogelijkheid om Libische tegoeden en bezittingen in Nederland te bevriezen ook Oilinvest betrokken? Wat zou het bevriezen van bezittingen concreet betekenen voor Oilinvest?

Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor niet alleen het bevriezen van tegoeden, maar ook van bezittingen van het Libische regime?

Antwoord 12 en 13

De VN en de EU hebben de tegoeden en bezittingen van belangrijke Libische staatsentiteiten, waaronder de Centrale Bank van Libië, de Libyan Foreign Bank en de Libyan Investment Authority (LIA) en National Oil Corporation (NOC) bevroren. Reden voor deze bevriezing is de controle die de Libische president Qaddafi en de aan hem gelieerde personen op deze entiteiten uitoefenen.

Het besluit om de tegoeden en bezittingen van deze entiteiten te bevriezen heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor EU-bedrijven, zoals Oilinvest, waarin de LIA, de NOC of andere geliste personen en entiteiten een belang hebben. Artikel 6bis van EU-verordening 204/2011 stelt dat de bevriezing van de tegoeden en bezittingen van de eigenaren van dergelijke EU-bedrijven (die zelf niet gelist zijn) geen beletsel vormt om wettig zaken te blijven doen. Wel zullen dergelijke bedrijven maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat deze zakelijke activiteiten ertoe leiden dat geliste personen en entiteiten over tegoeden of economische middelen kunnen beschikken.

Dat het onder de Verordening mogelijk blijft om zakelijke activiteiten te continueren neemt niet weg dat Nederland waar mogelijk nauwkeurig zal toezien dat de Verordening stipt wordt nageleefd door de Oilinvest groep in Nederland. In dat kader heeft Oilinvest het Ministerie van Financiën laten weten bereid te zijn maatregelen te treffen die kunnen waarborgen dat de Oilinvest groep de Verordening getrouw naleeft. Eén van die maatregelen zou zijn beperking van de invloed van de (directe en indirecte) aandeelhouders.

Toelichting:

Deze vragen dienen deels ter aanvulling op eerder vragen terzake van de leden Irrgang en Van Bommel (beiden SP), ingezonden 25 februari 2011 (vraagnummer 2011Z03922), en van het lid Braakhuis (GroenLinks), ingezonden 25 februari 2011 (vraagnummer 2011Z03923).


X Noot
1

«Libiers in Nederland voor belastingen», de Volkskrant, 25 februari 2011.

X Noot
2

Kamerstukken 32 629 t/m 32 633.

X Noot
3

Veel van deze succesvolle pijlers zijn inmiddels door andere landen, maar ook in EU richtlijnen overgenomen.

Naar boven