Vragen van de leden
Spekman
(PvdA),
Rik Janssen
(SP),
Schouw
(D66),
Dibi
(GroenLinks) en
Voordewind
(ChristenUnie) aan de minister voor Immigratie en Asiel over het aantal lang verblijvende, verwesterde Afghaanse meisjes in
Nederland, vergelijkbaar met Sahar Hbrahimgel (ingezonden 28 maart 2011).
Mededeling van minister
Opstelten
(Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 april 2011).
Vraag 1
Herinnert u zich de eerdere vragen over het aantal lang verblijvende, verwesterde Afghaanse meisjes in Nederland, vergelijkbaar
met Sahar Hbrahimgel?1
Vraag 2
Vindt u het verantwoord, nu nog specifiek gerapporteerd moet worden door de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie
van schoolgaande meisjes in Afghanistan, om, gelet op de niet eenduidige signalen over die situatie, in de tussenliggende
periode verwesterde schoolgaande meisjes uit te zetten naar Afghanistan? Kunt u dit toelichten?
Vraag 3
Erkent u dat uit uw antwoorden op de vragen blijkt dat het aantal zaken dat daadwerkelijk vergelijkbaar is met die van Sahar
(waarbij dus in elk geval sprake is van een nog lopende asielprocedure en het betreffende minderjarige meisje langer dan 10
jaar in Nederland verblijft) veel minder is dan 400, aangezien er nu slechts 110 meisjes zijn die een procedure afwachten
en u niet kunt aangeven hoeveel van hen al langer dan 10 jaar in Nederland verblijft? Kunt u dit toelichten?
Vraag 4
Erkent u dat genoemde aspecten van de zaak van Sahar, tezamen met de overige omstandigheden, te weten dat Sahar twee minderjarige
broertjes heeft, dat zij geheel verwesterd is, dat haar familie twee legitieme eerdere asielprocedures heeft gevoerd, dat
de kinderen buitengewoon goed geïntegreerd en geworteld in Nederland zijn, dat het lange verblijf mede het gevolg is van het
overschrijden van beslistermijnen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en dat er medische aspecten spelen, betekenen
dat dit op z’n minst een bijzondere zaak waarvan het aantal daadwerkelijk vergelijkbare zaken minimaal is?
Kunt u dit toelichten?
Vraag 5
Bent u bereid om naast de beoordeling van het risico van de verwestering van Sahar en de slechte veiligheidssituatie in Afghanistan,
de genoemde bijzondere omstandigheden mee te wegen in het totaal aan relevante aspecten dat van belang is voor het al dan
niet toekennen van verblijf aan Sahar en haar familie? Kunt u dit toelichten?
Vraag 6
Kunt u nader aangeven waarom er sinds het jaar 2000 geen Afghaanse vrouwen en meisjes meer zijn vertrokken naar Afghanistan,
buiten de 200 die vrijwillig via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn vertrokken? In hoeverre spelen de
slechte veiligheidssituatie in Afghanistan en het risico van verwestering daarbij een rol? Wat zijn de oorzaken dat er sinds
2007 vrijwel geen Afghaanse vrouwen en meisjes meer naar Afghanistan zijn vertrokken? Waarom verwacht u onder deze omstandigheden
juist van Sahar en haar familie dat zij wel naar Afghanistan vertrekken?
Vraag 7
Acht u het aangewezen om, mede gelet op deze minimale vertrekcijfers, na een zekere tijdsduur, zeker in het geval van reeds
zeer lang verblijf en worteling in de Nederlandse samenleving, de belangen van minderjarige kinderen in individuele situaties
daadwerkelijk voorop te stellen en hen verblijf toe te staan? Kunt u dit toelichten?
Vraag 8
Kunt u tevens aangeven hoeveel van de 110 Afghaanse meisjes die op dit moment een toelatingsprocedure afwachten, deel uitmaken
van een gezin waarvan de vader in de toelatingsprocedure artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen? Kunt u
bevestigen dat dit deel van de Afghaanse meisjes niet bij het totaal aantal vergelijkbare zaken mag worden betrokken, aangezien
die problematiek bij de familie van Sahar niet speelt?
Mededeling
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Spekman (PvdA), Rik Janssen (SP), Schouw (D66), Dibi (GroenLinks)
en Voordewind (ChristenUnie) over het aantal lang verblijvende, verwesterde Afghaanse meisjes in Nederland, vergelijkbaar
met Sahar Hbrahimgel, die werden ingezonden op 28 maart 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de
gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording
nodig zijn.
Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.
X Noot
1Vraag van de leden Spekman (PvdA), Rik Janssen (SP), Schouw (D66), Dibi (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie), 2 februari
2011 (vraagnummer: 2011Z01969).