Vragen van het lid
Elias
(VVD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over basisschool As Siddieq (ingezonden 4 april 2011).
Antwoord van minister
Van Bijsterveldt-Vliegenthart
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 11 april 2011).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State1 inzake de bekostiging van basisschool As Siddieq?
Vraag 2
Bent u van mening dat artikel 8, derde lid van de Wet op het primair onderwijs onvoldoende houvast biedt om scholen die integratie
belemmeren aan te kunnen pakken?
Antwoord 2
Gezien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (hierna: de Afdeling) moet onderscheid worden gemaakt tussen de situatie
dat een school, naar het oordeel van de inspectie, onvoldoende doet aan integratie en de situatie dat een school passief blijft
of integratie zelfs belemmert.
Volgens de uitspraak volgt uit de wetsgeschiedenis dat de burgerschapsbepaling in artikel 8, derde lid, onder b van de Wet
op het primair onderwijs (WPO) scholen een grote vrijheid laat bij het vormgeven van de doelstellingen van burgerschapsvorming
en integratie. Het bevoegd gezag handelt volgens de Afdeling alleen in strijd met die bepaling indien het op geen enkele wijze
gestalte heeft gegeven aan onderwijs dat mede is gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie. Wanneer
de inspectie zou constateren dat een school passief blijft in zijn burgerschapsopdracht, dat wil zeggen helemaal niets zou
doen, zou er volgens de uitspraak dus grond zijn voor een bekostigingssanctie.
Indien een school – zoals in de vraag vermeld – integratie zou belemmeren of tegenwerken, is mijns inziens sprake van een
situatie die een ernstiger wetsovertreding oplevert dan een situatie waarin een school in het geheel niets doet aan burgerschapsvorming.
Uitgaande van de uitspraak kan dus ook en zeker in die situatie een bekostigingssanctie worden opgelegd.
Resumerend ben ik daarom van mening dat de huidige burgerschapsbepaling, mede gezien de uitspraak van de Afdeling, voldoende
houvast biedt om scholen aan te kunnen pakken die integratie belemmeren.
Voor een goed begrip wijs ik erop dat de As Siddieq-school niet tot deze categorie scholen behoorde. De school kreeg een sanctie
opgelegd omdat de school de burgerschapsvorming onvoldoende invulde. De inspectie oordeelde niet dat de school de burgerschapsbepaling
in het geheel niet naleefde of integratie belemmerde.
Vraag 3
Bent u van mening dat in toekomstige soortgelijke rechtszaken, in het geval een school die integratie belemmert en waar u
wil ingrijpen, een beroep moet worden gedaan op artikel 9 eerste en tweede lid2 in samenhang met de daarop gebaseerde kerndoelen of dat er een omissie in de wetgeving bestaat?
Antwoord 3
Indien zich in de toekomst een rechtszaak zou voordoen, waarbij een school integratie belemmert, biedt de burgerschapsbepaling
naar mijn mening een voldoende grondslag voor toepassing van een bekostigingssanctie. Ik verwijs in dit verband naar mijn
antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u van mening dat de uitspraak van de Raad van State op een verkeerde argumentatie in uw Besluit wijst of op een omissie
in de wet?
Antwoord 4
Het besluit van mijn voorganger berustte, naast de burgerschapsbepaling, mede op de aan burgerschapsvorming gerelateerde kerndoelen
als bedoeld in artikel 9 van de WPO. De Afdeling heeft er echter op gewezen dat scholen beleidsvrijheid hebben bij de invulling
van het in de wet neergelegde algemene uitgangspunt van burgerschapsvorming en sociale integratie. Deze vrijheid mag niet
worden beknot met aan burgerschapsvorming gerelateerde kerndoelen. Daarvoor biedt de wet namelijk geen grondslag. Mijns inziens
zou het voor de uitspraak geen verschil hebben gemaakt als het besluit explicieter op de genoemde, en globaal geformuleerde,
kerndoelen was gebaseerd.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, biedt de wet een basis voor het sanctioneren van scholen die niets
doen aan de burgerschapsopdracht of deze tegenwerken. In die gevallen kan dus niet worden gesproken van een omissie in de
wet.
Vraag 5
Bent u van mening dat deze specifieke uitspraak betekent dat een minister in zijn algemeenheid, zoals besproken in het debat
over segregatie en integratie in het onderwijs3, wellicht onvoldoende instrumenten heeft om in te grijpen op die scholen die integratie belemmeren? Zo ja, bent u bereid
om de (aangehouden) motie van de leden Elias en Sterk4 alsnog uit te voeren om op zoek te gaan naar de eventueel noodzakelijke instrumenten?
Antwoord 5
Zoals ik in antwoord op vraag 2. reeds heb uiteengezet, ben ik van mening dat ik over voldoende instrumenten beschik om in
te grijpen op die scholen die integratie belemmeren.
X Noot
1d.d. 30 maart 2011.
X Noot
2lid 1, sub b, g, h en lid 2, d, e.
X Noot
3Algemeen overleg d.d. 10 maart 2011.