Vragen van het lid
Van der Staaij
(SGP) aan de minister voor Immigratie en Asiel over het bericht «Uitzetting naar Irak verscheurt asielzoekersgezin» (ingezonden
3 maart 2011).
Antwoord van minister
Leers
(Immigratie en Asiel) (ontvangen 4 april 2011). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2014.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting naar Irak verscheurt asielzoekersgezin»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het bericht en het desbetreffende incident.
Vraag 2
Welke reden was er voor de Iraakse autoriteiten om in tegenstelling tot de echtgenoot moeder Al Shewelly en haar dochters
niet toe te laten? Bestaat er voldoende grond om te veronderstellen dat de gerezen belemmeringen in de toekomst kunnen worden
weggenomen?
Antwoord 2
Indien een vreemdeling uit Nederland moet worden uitgezet, geldt als algemene regel dat de tot diens gezin behorende onrechtmatig
verblijvende vreemdelingen, zoveel mogelijk tegelijkertijd worden uitgezet. Indien al dan niet door toedoen van (een van)
de betrokken gezinsleden gezamenlijk vertrek niet mogelijk is, vindt gescheiden uitzetting plaats.
Voordat de uitzetting van het gezin plaatsvond, was toestemming gevraagd en verkregen van de Iraakse autoriteiten voor de
toegang tot Irak van het gehele gezin.
Op basis van de informatie waarover ik thans beschik komt het beeld naar voren dat de eigen gedragingen en verklaringen van
het gezin hebben bijgedragen aan het gegeven dat de gezinsleden bij de uitzetting gescheiden zijn geraakt. Van de Iraakse
autoriteiten is vernomen dat de man van het gezin na aankomst in Irak heeft verklaard dat er geen sprake is van een familierechtelijke
relatie.
Deze verklaring, die afwijkt van hetgeen in het kader van de Nederlandse vreemdelingrechtelijke procedures is aangegeven door
het gezin, is in combinatie met het standpunt van de Iraakse autoriteiten dat de vrouw en kinderen niet over de Iraakse nationaliteit
zouden beschikken, redengevend geweest voor de toegangsweigering.
De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) is bezig om alsnog het vertrek van de overige gezinsleden naar Irak te realiseren. Hierbij
is de DT&V mede afhankelijk van de medewerking van de vrouw van het gezin aan terugkeer naar Irak. Als terugkeer naar Irak
niet mogelijk blijkt, zal ook worden gekeken naar mogelijke andere landen waar de toegang is gewaarborgd.
Vraag 3
Komt het regelmatig voor dat niet alle gezinsleden bij aankomst in het land van bestemming worden toegelaten? In hoeverre
is deze problematiek van tevoren te voorzien en te voorkomen?
Antwoord 3
Neen, dit betreft een zeer uitzonderlijke situatie. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 was voordat de uitzetting
plaatsvond toestemming gevraagd en verkregen van de Iraakse autoriteiten voor de toegang tot Irak van het gehele gezin.
Volgend op het incident (op 7 februari jl.) heeft op 9 en 10 februari jl. een delegatie van de DT&V Bagdad bezocht en is met
de Iraakse immigratiedienst op de luchthaven van Bagdad over het voorval gesproken. Om het scheiden van gezinnen in de toekomst
te voorkomen is met de Iraakse immigratiedienst afgesproken dat voortaan bij twijfel aan de nationaliteit van een deel van
het gezin, het gezin als geheel de toegang tot Irak geweigerd zal worden. Het hele gezin zal dan worden teruggeleid naar Nederland,
waar nader onderzoek naar identiteit, nationaliteit en gezinsverband zal plaatsvinden.
Vraag 4
Hoe is het belang van het gezinsleven in deze situatie meegewogen? Waarom is niet besloten ook de uitzetting van de vader
voorlopig te annuleren?
Antwoord 4
Zoals vermeld zou het gezin in zijn geheel terugkeren naar Irak, maar is dit helaas niet verwezenlijkt. In tegenstelling tot
de man werd, om genoemde redenen, aan de vrouw en kinderen op de luchthaven van Bagdad geen toestemming verleend om Irak daadwerkelijk
in te reizen en dienden zij weer terug te keren naar Nederland. Daarbij weigerden de Iraakse autoriteiten toestemming te
geven aan het weer doen uitreizen van de man, die zij zojuist tot Irak hadden toegelaten.
X Noot
1Reformatorisch Dagblad, 24 februari 2011.