Vragen van de leden Kuiken en Recourt (beiden PvdA) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de effecten van het verspreiden van politieberichten (ingezonden 13 september 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 12 oktober 2010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 179.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politieberichten op tv verstoren de opsporing»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Herkent u de in dit artikel geuite signalen van de chef van de Groep Opsporing Onttrekkingen? Zo ja, waar bestaan deze signalen uit? Zo nee, waarom niet?

Heeft u voorbeelden van zaken waarin tips daadwerkelijk voor vertraging in de opsporing hebben gezorgd? Ziet u mogelijkheden om een werkwijze bij de politie te bevorderen waarbij de opsporing niet vertraagd wordt door tips?

Antwoord 2 en 3

Ik herken de in het artikel genoemde signalen van het hoofd van de Groep Opsporing Onttrekking (GOO) van het Korps Landelijke Politiediensten.

De ervaring leert dat in geval van ontsnappingen de politie en het Openbaar Ministerie met de inzet van andere opsporingsmiddelen dan opsporingsberichtgeving vaak binnen enkele uren reeds vermoedens hebben waar de ontsnapte zich zou kunnen bevinden, dan wel waar hij vermoedelijk later aangetroffen zou kunnen worden. In die fase zou opsporingsberichtgeving contraproductief kunnen zijn. Immers, na opsporingsberichtgeving komen vele tips van zeer uiteenlopende aard binnen. Tips die, zoals de praktijk heeft geleerd, zouden kunnen inhouden dat de ontsnapte gesignaleerd zou zijn op vele over het land verspreide locaties. Het nagaan van al die tips gaat gepaard met veel inspanning en energie, zonder dat daarvan een positief resultaat gegarandeerd is.

Vraag 4

Ziet u redenen om op grond van deze signalen het beleid ten aanzien van politieberichten te wijzigen? Zo ja, wat voor wijzigingen wilt u aanbrengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Er is geen aanleiding het beleid te wijzigen. Het beleid met betrekking tot opsporingsberichtgeving is recent vastgelegd in de Aanwijzing opsporingsberichtgeving van het Openbaar Ministerie. De omstandigheden zoals die in het krantenartikel worden aangedragen, waren bij het vaststellen van die aanwijzing bekend er werden bij de toepassing ervan betrokken.

Vraag 5

Deelt u de mening dat actieve informatieverstrekking door de politie, ondanks mogelijke nadelen, ook van belang is voor de alertheid van burgers?

Antwoord 5

Opsporingsberichtgeving dient onderscheiden te worden van publieksvoorlichting. Het doel van opsporingsberichtgeving is het oplossen van misdrijven, of, waar het in het krantenartikel om gaat, het opsporen van mensen die zich onttrokken hebben aan een straf of maatregel. Opsporingsberichtgeving valt onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het verhogen van de alertheid van het publiek is niet het doel van die berichtgeving. Daarvoor staan het bestuur en de politie andere middelen ter beschikking waarbij uiteraard wel steeds moet worden gekeken hoe het opsporingsbelang en het voorlichten van het publiek het best met elkaar in evenwicht gebracht kunnen worden.


XNoot
1

de Volkskrant van 9 september 2010.

Naar boven