Vragen van de leden
Ferrier
en
Ormel
(beiden CDA) aan de staatsecretaris en de minister van Buitenlandse Zaken over de moord op minister Shanbaz Bhatti (ingezonden
8 maart 2011).
Antwoord van minister
Rosenthal
(Buitenlandse Zaken) en staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 29 maart 2011).
Vraag 1
Bent u bekend met de moord op de minister van Religieuze Minderheden van Pakistan, de heer Shanbaz Bhatti, op woensdag 2 maart
2011?1
Antwoord 1
Ja.
Wij zijn geschokt door deze moord. Het is na de moord op gouverneur van Punjab, Salman Taseer, de tweede politieke moord op
een moedig politicus in Pakistan in korte tijd. Minister Bhatti was een uitgesproken voorvechter voor de rechten van minderheden.
Zijn dood is een verlies voor Pakistan en voor degenen die opkomen voor mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting en de
vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.2
Vraag 2
Wat is uw oordeel over de Pakistaanse wetgeving aangaande godslastering en het effect daarvan op de religieuze minderheden
in Pakistan in het bijzonder?
Antwoord 2
De Pakistaanse blasfemiewetgeving stelt onder meer belediging van de profeet Mohammed strafbaar en voorziet bij veroordeling
in de mogelijkheid van de doodstraf. Wij zijn kritisch over deze wet en wijzen uiteraard de doodstraf af. Overigens is uitvoering
van doodvonnissen in Pakistan de laatste jaren niet voorgekomen.
Hoewel ook moslims kunnen worden aangeklaagd, zijn beschuldigingen relatief vaak gericht tegen de christelijke minderheid.
Bij de blasfemieaanklachten is in veel gevallen sprake van valse beschuldigingen.
Vraag 3
Bent u bereid de pilot godsdienstvrijheid uit te breiden naar Pakistan om daar meer tolerantie te creëren tussen de verschillende
religieuze groeperingen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De pilot godsdienstvrijheid, die momenteel loopt in India, China, Egypte, Eritrea en Kazachstan loopt medio 2011 af. De Kamer
zal te zijner tijd een brief ontvangen met de resultaten alsook een evaluatie van de pilot. De intentie bestaat om de pilot
daarna uit te breiden met tien landen, en Pakistan aan de groep landen toe te voegen.
Vraag 4
Op welk wijze wilt u op Europees en internationaal niveau het onderwerp respect voor religieuze minderheden aan de orde stellen?
Bent u van mening dat dit een speerpunt zou moeten worden in de mensenrechtendialoog met Pakistan? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, op welke wijze gaat u dat doen?
Antwoord 4
Nederland stelt respect voor religieuze minderheden in Pakistan zowel bilateraal als in Europees verband regelmatig aan de
orde. In de mensenrechtendialoog met Pakistan is dit onderwerp reeds een speerpunt. Nederland uit steevast de zorgen over
discriminatie en geweld tegen christelijke en andere religieuze minderheden, waaronder de Ahmadiyaah.
De Nederlandse Ambassade in Islamabad onderhield goede contacten met minister Bhatti en voert regelmatig gesprekken met mensenrechtenactivisten,
politici en vertegenwoordigers van minderheidsgroepen. De Nederlandse ambassadeur was op 4 maart jl. aanwezig bij de kerkdienst
ter nagedachtenis van minister Bhatti, waarbij ook premier Gilani en andere prominente Pakistaanse politici aanwezig waren.
Vraag 5
Verbindt u aan deze moord consequenties voor de (ontwikkelings)relatie met Pakistan? Zo ja, welke?
Antwoord 5
In de Ministerraad van 18 maart jl. is overeenstemming bereikt over de nieuwe lijst met partnerlanden voor ontwikkelingssamenwerking.
Pakistan komt daar niet langer op voor. Wij verwijzen u gaarne naar de «Focusbrief ontwikkelingssamenwerking» van dezelfde
datum. Op het gebied van vrede, veiligheid en stabiliteit zal Nederland overigens voorlopig nog wel fondsen beschikbaar blijven
stellen. Het besluit Pakistan van de partnerlandenlijst af te halen, heeft geen relatie met de moord op minister Bhatti.
X Noot
1Nos, Pakistaanse minister doodgeschoten, 2 maart 2011.
X Noot
2 Zie persverklaring minister Rosenthal d.d. 4 maart 2011.