Vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) aan de minster van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de gevolgen van de scheiding van kerk en staat op de BES-eilanden sinds 10 oktober 2010 (ingezonden 10 februari 2011).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 28 maart 2011).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het feit dat als gevolg van de doorvoering van het principe van scheiding en staat op de BES-eilanden sinds 10-10-2010 de reguliere bijdragen van de landsbesturen van voor 10 oktober 2010 aan de kerken per direct zijn stopgezet?

Antwoord 1

In Nederland kennen wij geen reguliere bijdrage van de staat aan kerken. Met de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederland staatsbestel per 10 oktober 2010 ligt het voor de hand dat die geldstroom voor de kerken weggevallen is. Wel bestaat er overheidssubsidiëring bij de restauratie en onderhoud van monumentale kerkgebouwen. Daarnaast zijn er financiële betrekkingen op het terrein van het godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen. Verder worden opleidingen voor geestelijke ambtsdragers (mede) bekostigd door de overheid en wordt vrijstelling verleend van OZB.

Vraag 2

Bent u zich ervan bewust dat, gezien het feit dat de Nederlandse gang van zaken als de Actie Kerkbalans op grond waarvan een vrijwillige bijdrage wordt gevraagd aan lidmaten niet bekend is op Bonaire, dit ernstige gevolgen heeft voor onder meer de Protestantse Gemeente op Bonaire en wellicht een sluiting van deze en andere kerken betekent?

Antwoord 2

De rijksoverheid houdt zich niet bezig met het propageren van de Actie Kerkbalans, niet in Nederland en niet in Caribisch Nederland. Welke gevolgen het ontbreken van die bekendheid heeft voor kerkgemeenschappen op Bonaire kan ik niet inschatten.

Vraag 3

Op welke wijze zijn de kerkgenootschappen geïnformeerd over de financiële gevolgen van invoering van Nederlandse wetgeving zodat deze kerken zich op de nieuwe situatie inhoudende de afschaffing van kerkondersteuning konden voorbereiden?

Antwoord 3

De samenlevingen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba: de burgers, het bedrijfsleven, de ambtenaren en het maatschappelijk middenveld, zijn uitgebreid geïnformeerd over de gevolgen van de transitie. Dit is voortdurend gezamenlijk met de lokale gezagsdragers gedaan, om uiting te geven aan de gedeelde verantwoordelijkheid en aandacht te hebben voor de specifieke vragen van elke eiland. Ik weet niet of daarbij de specifieke situatie van de kerkgenootschappen aan de orde is geweest.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het per direct stopzetten van de reguliere bijdragen van de landsbesturen aan de kerken als gevolg van de invoering van de Nederlandse wetgeving een onwenselijke situatie is ontstaan en niet in lijn ligt met de destijds in Nederland geldende overgangsregeling en afkoopsommen zoals voorzien bij de Wet beëindiging financiële verhouding tussen Staat en Kerk uit 1983?1

Antwoord 4

De overgangsregeling en afkoopsommen ter beëindiging van de toenmalige financiële verhouding tussen de kerken en de staat had plaats in de vorm van een eenmalige bijdrage door de staat in de pensioensfeer.2 De kerken zouden na betaling van 250 miljoen gulden geen aanspraak meer maken op het betreffende grondwetsartikel.

In de boedelscheiding en overname van verplichtingen door Nederlands als rechtsopvolger van het land Nederlandse Antillen ten behoeve van Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden kwesties van rechtsposities en pensioenaanspraken gehonoreerd, ook bijvoorbeeld voor wat betreft de geestelijken in dienst van het voormalig land Nederlandse Antillen.

Vraag 5

Bent u bereid alsnog in een overgangsregeling te voorzien of eenzelfde regeling te treffen als in Nederland destijds, om de kerkgenootschappen op de BES-eilanden tegemoet te komen en zodoende te voorkomen dat deze kerkgenootschappen moeten sluiten? Zo ja, wat gaat die regeling inhouden en wanneer kunnen de kerkgenootschappen deze regeling tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik ben van mening dat de twee situaties en daarbij horende regelingen niet met elkaar te vergelijken zijn. Als gevolg daarvan kan ik niet één-op-één dezelfde overgangsregeling treffen als destijds in Nederland. In het voortdurende traject van de boedelscheiding zal ik wel aandacht hebben voor gevallen waarbij de transitie van de eilanden plotseling negatieve effecten op onderdelen van de samenleving blijkt te hebben.


X Noot
1

Wet van 7 december 1983 tot beëindiging van de financiële verhouding tussen Staat en Kerk.

X Noot
2

Kamerstukken II, 1980–1981, 16 671, nr. 1

Naar boven