Vragen van het lid
Arib
(PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het in bescherming nemen van een veroordeelde pedofiele priester (ingezonden
11 februari 2011).
Antwoord van minister
Opstelten
(Veiligheid en Justitie) (ontvangen 24 maart 2011)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1659.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bericht dat kardinaal Simonis in de periode dat hij aartsbisschop van Utrecht was een veroordeelde
pedofiele priester heeft beschermd?1
Vraag 2 en 3
Heeft er vervolging plaatsgevonden in deze zaak? Zo ja, heeft dit uiteindelijk tot een veroordeling geleid? Zo nee, waarom
niet?
Indien er sprake was van een veroordeling, welke straf is deze priester opgelegd?
Antwoord 2 en 3
In de periode dat de priester werkzaam was in het bisdom Utrecht zijn er twee aangiften tegen hem gedaan. In december 2007
is aangifte gedaan van ontuchtige handelingen. De zaak is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Op 9 juli 2008 is opnieuw aangifte gedaan. Pas toen het dossier was ingezonden aan het OM werd duidelijk dat deze aangifte
feiten bleek te bevatten waarvan het laatste gepleegde feit op 26 augustus verjaard was. Om die reden is ook deze zaak geseponeerd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het feit dat de betreffende priester pas vorig jaar disciplinair is gestraft en dat oud-kardinaal Simonis
eerder deze sanctie had geweigerd, als een signaal kan worden opgevat dat sancties vanuit de kerk opgelegd niet of in ieder
geval niet altijd, effectief en passend zijn? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid om een oordeel te vellen over feiten en maatregelen in arbeidssituaties buiten
die welke onder mijn directe verantwoordelijkheid als overheidswerkgever vallen.
Vraag 5
Is het misbruik door deze priester meegenomen in het onderzoek van de commissies Deetman en Samson? Zo nee, waarom niet? Wat
zegt dat volgens u over de volledigheid van de onderzoeken?
Antwoord 5
De commissies Deetman en Samson doen geen mededelingen over individuele gevallen en deswege heb ik geen informatie over de
feiten die de commissie Deetman onderzoekt. Ik wacht de rapporten af. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze
onderzoeken niet volledig zouden zijn.
Vraag 6
Welke mogelijkheden zijn er om iemand die plegers van misbruik in bescherming neemt of in gelegenheid stelt om opnieuw kinderen
te misbruiken, in juridische zin aan te pakken?
Antwoord 6
Het in bescherming nemen van plegers van misbruik is als zodanig niet strafbaar gesteld. Het gelegenheid bieden aan het plegen
van bepaalde strafbare feiten kan in bepaalde gevallen strafbaar zijn. Het is echter aan de strafrechter om te bepalen of
daarvan in individuele gevallen sprake is.
Vraag 7
Deelt u de mening dat voor de beroepsgroep van priesters met pastorale taken of vergelijkbare beroepsgroepen bij andere religies,
een verklaring omtrent gedrag verplicht zou moeten worden? Zo ja, op welke wijze gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik zie vooralsnog geen reden voor een wettelijke verplichting. Met een dergelijke wettelijke maatregel zou de verantwoordelijkheid
in volle omvang verschuiven naar de overheid, terwijl die juist primair thuishoort bij de organisaties waarbinnen deze mensen
werkzaam zijn. Evenwel kan het overleggen van een verklaring omtrent gedrag onderdeel zijn van de screening door werkgevers.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid
opnieuw bezien.
Vraag 8
Bent u van mening dat het opleggen en handhaven van een strafrechtelijk beroepsverbod een adequate straf kan zijn om hernieuwd
misbruik te voorkomen? Zo ja, gaat u zorgen dat dit middel vaker wordt gebruikt bijvoorbeeld door met het Openbaar Ministerie
een richtlijn ten aanzien van de strafeis in dergelijke zaken te formuleren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Een beroepsverbod kan worden opgelegd als iemand in het kader van zijn beroep of ambt een strafbaar feit pleegt. Deze persoon
mag dan voor een bepaalde tijd dat beroep of ambt niet uitoefenen. Dit heet «ontzetting uit beroep of ambt». Preventie en
bescherming staan voorop bij rechters die een beroepsverbod opleggen.
Indien uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven, zal ik de noodzaak van aanvullend beleid
opnieuw bezien.
Vraag 9, 10 en 11
Heeft kardinaal Simonis, al dan niet onder ede, ontkent kennis te hebben genomen van misbruik binnen de katholieke kerk? Zo
ja, hoe oordeelt u over die uitspraken in het licht van bovenstaande zaak?
Deelt u de mening dat in het kader van deze zaak de uitspraak «Wir haben es nicht gewusst», door kardinaal Simonis in het
tv-programma Pauw en Witteman gedaan extra ongepast is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat over de oprechtheid van de uitspraak «ik ben ontdaan en beschaamd» van kardinaal Simonis in hetzelfde
programma in het licht van het bovenstaande tenminste twijfel kan bestaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9, 10 en 11
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de uitspraken van kardinaal Simonis.
X Noot
1NRC, «Kardinaal Simonis gaf pedopriester bescherming», 10 februari 2011.