Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 1913 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 1913 |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de ouders van bijna 100 leerlingen thuisonderwijs willen in Amsterdam?1
Klopt het dat volgens artikel 5b van de leerplichtwet de ouders van deze leerlingen hier recht op hebben?
Nederland kent geen recht op thuisonderwijs. Met thuisonderwijs kan de leerplicht niet worden vervuld. Wel kan een ouder zich op basis van artikel 5 van de Leerplichtwet in bepaalde omstandigheden en als voldaan is aan specifieke voorwaarden beroepen op vrijstelling van de leerplicht, waarna deze desgewenst thuisonderwijs kan aanbieden.
Hoeveel leerlingen volgen op dit moment in Nederland thuisonderwijs?
Hoe is het aantal verdeeld? Op basis van welke uitzondering en/of argument volgen deze leerlingen thuisonderwijs?
In het schooljaar 2009 – 2010 zijn op grond van artikel 5 het volgende aantal vrijstellingen gemeld:
Artikel 5, onder a: 2 964
Artikel 5, onder b: 328
Artikel 5, onder c: 5 884
Het aantal genoemd onder a. betreft vrijstellingen vanwege het op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt zijn om tot een school te worden toegelaten. Het aantal genoemd onder b. betreft overwegende bedenkingen tegen de richting van alle scholen op redelijke afstand en het aantal genoemd en het aantal genoemd onder c. betreft het ingeschreven staan op en bezoeken van onderwijs in het buitenland.
Artikel 5, onder b, is aan de orde in het bericht waarnaar verwezen wordt.
Hoe is de ontwikkeling in de laatste tien jaar? Kunt u een overzicht geven van het aantal leerlingen, verdeeld over de soorten uitzonderingsgevallen van de afgelopen tien jaar?
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009–2010 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Onder a | 1978 | 1916 | 1747 | 2098 | 2533 | 2964 |
Onder b | 166 | 170 | 235 | 3821 | 279 | 328 |
Onder c | 58842 |
Klopt het dat leerplichtambtenaren, noch de inspectie geen recht hebben zich te mengen in thuisonderwijs en dus de kwaliteit van het onderwijs? Zo ja, bent u bereid artikel 5 aan te passen om de kwaliteit van het onderwijs, óók als het om thuisonderwijs gaat, te borgen?
Thuisonderwijs is geen bij wet geregelde vorm van onderwijs, maar kan aan de orde zijn wanneer er sprake is van vrijstelling van de leerplicht.
Bij mijn brief van 13 december 2010 (32 500 VIII nr. 123) als beleidsreactie op het aanvullend onderzoek naar thuisonderwijs heeft het kabinet de Tweede Kamer bericht het niet noodzakelijk en disproportioneel te achten om aan de geldende wettelijke bepalingen inzake vrijstelling van de leerplicht op grond van richtingsbedenkingen voorwaarden te verbinden op het gebied van de kwaliteit van thuisonderwijs en het toezicht erop. Daarbij is opgemerkt dat het opnemen van thuisonderwijs als ongewenst neveneffect kan hebben dat thuisonderwijs wordt gezien als een volwaardig alternatief voor regulier onderwijs. Dit zou een onwenselijke aanzuigende werking kunnen hebben.
Vindt u het genoemde artikel 5 over de gehele breedte nog steeds van toepassing en gewenst? Kunt u uw antwoord motiveren?
Ik acht het van groot belang voor de toekomst van zowel de ouders en het kind zelf, maar ook voor de samenleving als geheel, dat leerlingen ingeschreven staan op een school en deze ook geregeld bezoeken. Actieve participatie, ook via het volgen van onderwijs, ontmoeting en contact met andere kinderen en volwassenen, het aanleren van sociale vaardigheden en burgerschap kunnen, naast natuurlijk goed onderwijs, echt tot hun recht komen in een schoolse situatie. Vrijstelling van de leerplicht doet het kind tekort en acht ik in principe niet wenselijk, behalve voor situaties van overmacht met name zoals bedoeld in artikel 5, onder a.
Ik ga mij dan ook beraden op de opportuniteit van deze vrijstellingsgrond en zal u dit najaar over de uitkomst informeren.
Wat gaat u ondernemen om de leerlingen van het Islamitisch College Amsterdam alsnog op te laten vangen op scholen in de omgeving?
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de leerplicht berust bij de gemeente Amsterdam. Ik heb begrepen dat de verantwoordelijke wethouder met de betrokken ouders in gesprek is en volg de ontwikkelingen.
Voelt u zich verantwoordelijk voor de ontstane situatie en in welke mate heeft u zich gemengd, of gaat u zich mengen in de discussie?
De ontstane situatie rond de sluiting van het ICA is de resultante van het onder de opheffingsnorm gezakte aantal leerlingen en artikel 107 WVO inzake het beëindigen van de bekostiging indien een school gedurende drie achtereenvolgende schooljaren te weinig leerlingen heeft.
Wat is uw mening over het argument van de ouders dat de scholen in de directe omgeving extreme kledingeisen stellen zoals het dragen van een rok tot de knieën, een niet toestaan van lange jurken; wat vindt u hiervan?
Het is aan de scholen zelf om te bepalen welke regels zij stellen inzake bijvoorbeeld kledingsvoorschriften. Naar ik begrijp zijn scholen in de omgeving in principe bereid leerlingen van het ICA op te nemen. Voorwaarden gesteld door ouders of leerlingen inzake een gebedsruimte, gescheiden gymnastiek, niet mee hoeven met gemengde reizen, vrij krijgen om bepaalde uren te bidden en bezoek aan moskee maken het deze scholen niet gemakkelijk.
Het staat de scholen vrij kledingvoorschriften te hanteren. De grens wordt bereikt wanneer de naleving en handhaving daarvan leidt tot ongelijke behandeling. Verregaande eisen zullen bovendien het aantal leerlingen niet ten goede komen.
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Klaveren, Beertema en Wilders (allen PVV), ingezonden 10 februari 2011 (vraagnummer 2011Z02672)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1913.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.