Vragen van het lid Ferrier (CDA) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het koppelen van ontwikkelingsmiddelen aan politieke en militaire doelen (ingezonden 15 februari 2011).

Antwoord van staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 21 maart 2011).

Vraag 1

Kent u het rapport «Whose Aid is it Anyway»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusie uit het rapport dat ontwikkelingssamenwerking steeds vaker ten dienste staat van politieke en militaire agenda’s? Is deze conclusie volgens u ook van toepassing op het Nederlandse beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Vanuit ontwikkelingssamenwerking wordt steeds nadrukkelijker onderkend, dat mensen en gemeenschappen niet in staat zijn om op duurzame wijze een zelfstandig bestaan op te bouwen zonder voldoende veiligheid en een functionerende rechtsorde. Andersom wordt ook steeds duidelijker dat ontwikkelingssamenwerking een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verbeteren van veiligheid voor burgers en gemeenschappen door het tegengaan van onderliggende oorzaken van conflicten, fragiliteit en uitsluiting. De complexiteit in landen die te maken hebben met conflict en fragiliteit vraagt om een samenhangende benadering van defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking (3D) op basis van een landenspecifieke analyse. Dit betekent niet dat alle betrokkenen doelstellingen en principes van elkaar overnemen, maar dat waar mogelijk wederzijds versterkend en complementair wordt opgetreden. Daarbij kan er sprake zijn van integratie van activiteiten, zoals bij de Provincial Reconstruction Teams in Afghanistan. Meestal zal er echter sprake zijn van coördinatie van afzonderlijke activiteiten, zoals bij uitwisseling van politieke en veiligheidsanalyses, militair-logistieke steun voor humanitaire activiteiten en inzet van defensiespecialisten bij veiligheidssectorhervormingen. Het onderling afstemmen van de mate van integratie en coördinatie, al in het planningsproces, maakt deel uit van de samenhangende benadering. De samenhangende benadering biedt dus ook de mogelijkheid om de grenzen van de samenwerking aan te geven. Voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking geldt dat deze binnen de internationaal overeengekomen definitie van officiële ontwikkelingshulp (ODA) valt. Dit geldt ook voor de Nederlandse bijdrage in Afghanistan die in het kader van de Afghan National Development Strategy via nationale en internationale organisaties aan Afghaanse doelgroepen beschikbaar wordt gesteld. Tijdens de Nederlandse ISAF deelname in Uruzgan is jaarlijks conform de geldende internationale afspraken een relatief kleine bijdrage uit ontwikkelingssamenwerking vrijgemaakt voor civiel-militaire samenwerking.

Vraag 3

Klopt de stelling dat een land als Irak twaalf keer zoveel ontwikkelingsmiddelen krijgt als een land als Congo? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de doelstelling van het beleid armoede te bestrijden en zelfredzaamheid te bevorderen?

Antwoord 3

Nee, volgens cijfers van de OECD/DAC heeft Irak in 2008 USD 3,19 miljard aan ontwikkelingshulp ontvangen en de Democratische Republiek Congo USD 1,59 miljard. In 2008 ontvingen 6 van de 43 fragiele staten 51,1% van de totale ontwikkelingshulp voor deze landen, te weten Afghanistan, Ethiopië, Irak, Palestijnse gebieden, Soedan en Oeganda2. Nederland pleit in internationaal verband voor een eerlijke verdeling van ontwikkelingshulp op basis van de uitgangspunten van armoedebestrijding en zelfredzaamheid. Nederland is een van de grootste donoren van het VN-Vredesopbouwfonds, dat zich voornamelijk concentreert op donor orphans, zoals Sierra-Leone, Guinee-Bissau, Burundi, Centraal-Afrikaanse Republiek en Liberia.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u de stelling uit het rapport dat de effectiviteit van ontwikkelingsmiddelen minder wordt als deze gekoppeld zijn aan politieke en militaire doelen?

Antwoord 4

Deze stelling wordt in haar algemeenheid niet onderschreven. Ontwikkeling is een proces met een grote politieke dimensie, zowel in stabiele als instabiele omgevingen. Ontwikkelingssamenwerking kan daarom niet losstaan van politieke en soms ook militaire doelen. Veel van de armste landen hebben te maken met interne conflicten, waardoor de millenniumdoelen niet worden gehaald en mensen geen eigen bestaan op kunnen bouwen. Conflicten zorgen niet alleen voor veel menselijk leed, humanitaire crises en schendingen van mensenrechten, ze staan ook ontwikkeling in de weg. Inzet op menselijke veiligheid (human security) en stabiliteit op basis van een samenhangende benadering van militaire, politieke en ontwikkelingsmiddelen kan ontwikkeling dichterbij brengen en investeringen effectiever maken. In Uruzgan heeft de 3D-samenwerking een zichtbare bijdrage geleverd aan ontwikkeling, bestuur en veiligheid. De samenhangende aanpak heeft in deze context geleid tot stabilisatie van een gebied, waardoor de effectiviteit van de ontwikkelingsactiviteiten werd vergroot3.

Vraag 5

Kunt u ingaan op de aanbevelingen uit het rapport die aan donoren worden gedaan, en daarbij ingaan op de vraag hoe deze zich verhouden tot het Nederlandse ontwikkelingsbeleid?

Antwoord 5

Nederland onderschrijft de uitgangspunten van de OECD/DAC voor effectieve ontwikkelingssamenwerking, zoals overeengekomen in de Paris Declaration on Aid Effectiveness en de Accra Agenda for Action. Ook onderschrijft Nederland de uitgangspunten van Good Humanitarian Donorship gericht op het effectiever maken van humanitaire hulp. Deze uitgangspunten zijn zowel van toepassing in stabiele landen, als in landen die te maken hebben met conflict en fragiliteit. Voor een effectieve bijdrage aan armoedebestrijding en de millenniumdoelen moeten in instabiele landen de voorwaarden worden gecreëerd door onderliggende oorzaken van conflict, fragiliteit en uitsluiting tegen te gaan. Daarom zet Nederland vanuit het oogpunt van menselijke veiligheid in op het verbeteren van veiligheid en rechtsorde voor burgers, legitieme overheden met voldoende capaciteit en zichtbaar vredesdividend op sociaaleconomisch gebied4. Net als in stabiele landen moeten internationale interventies in fragiele staten waar mogelijk nauw aansluiten bij lokale prioriteiten van overheid en samenleving. Daarbij dienen deze interventies een basis te leggen voor duurzame ontwikkeling en stabiliteit door bij te dragen aan herstel van vertrouwen tussen overheid en samenleving en aan de institutionele opbouw van de overheid.

Om ervoor te zorgen dat de hulp niet bijdraagt aan onderling geweld en schending van mensenrechten onderkent Nederland het belang van een conflictsensitieve benadering van ontwikkelingssamenwerking in landen die te maken hebben met conflict en fragiliteit. Zo zijn in 2010 in Jemen, Mali en de Democratische Republiek Congo conflictanalyses uitgevoerd en zijn voor de Democratische Republiek Congo en Guatemala kennisbijeenkomsten georganiseerd in samenwerking met academische instellingen, maatschappelijke organisaties en overheidsinstanties.

Humanitaire hulp neemt binnen de samenhangende benadering in conflictlanden en fragiele staten een aparte plek in, vanwege haar principes van onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Nederland verleent humanitaire hulp uitsluitend via professionele organisaties die hulp bieden op basis van de humanitaire principes. Nederlandse besluiten tot allocatie van middelen voor humanitaire hulp worden genomen op basis van geconstateerde noden, een internationaal hulpverzoek en de «do no harm» benadering.

Ten aanzien van wettelijke beperkingen voor financiële ondersteuning van organisaties en individuen geldt, dat op de Nederlandse sanctiewet gebaseerde voorschriften het verbieden om middelen ter beschikking te stellen aan individuen en organisaties die op de nationale, EU of VN-lijst van terroristische organisaties en individuen staan. Internationale terrorismesancties helpen financiering van terrorisme voorkomen. In voorkomende gevallen kunnen humanitaire uitzonderingen worden gemaakt.


X Noot
1

Trouw, «Oxfam: Overheden willen snel scoren met hulp», 10 februari 2011.

X Noot
2

OECD/DAC Resource Flows to Fragile and Conflict-Affected States, 11 november 2010 (fig 3.2).

X Noot
3

TLO rapport «Three years later; a socio-political assessment of Uruzgan Province from 2006–2009».

X Noot
4

Kamerstuk 31 787, nr. 1 – Strategie «Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten».

Naar boven