Vragen van het lid De Liefde (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de verspilling van energie door diverse musea (ingezonden 25 februari 2011).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 18 maart 2011).

Vraag 1

Wat vindt u van het onderzoek van de Technische Universiteit Eindhoven dat tot de conclusie is gekomen dat musea veel te strenge eisen aan klimaatcontrole stellen?1

Antwoord 1

Zorgvuldig behoud en beheer van objecten is van groot belang voor het toegankelijk maken en houden van de collecties voor het publiek van vandaag en van de toekomst.

De eisen aan klimaatomstandigheden zijn geen doel op zich, maar hangen samen met dit zorgvuldig behoud en beheer van collecties. Als uit onderzoek blijkt dat de eisen aan klimaatomstandigheden, waarin de collectie duurzaam kan worden bewaard, kunnen worden herzien met als gevolg lagere (energie)kosten, dan wil ik dat musea daar rekening mee houden.

Vraag 2

Deelt u de mening dat musea minder kunnen uitgeven doordat vele kunstvoorwerpen, beter dan gedacht, bestand zijn tegen schommelingen in het klimaat, en er dus ook minder geld uitgegeven hoeft te worden aan dure installaties en energiekosten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Uit het onderzoek komt naar voren dat cultuurobjecten, beter dan gedacht, maar wel onder bepaalde voorwaarden, bestand zijn tegen schommelingen in temperatuur. Voor schommelingen in relatieve vochtigheid zijn de objecten veel gevoeliger.

Uit het onderzoek komt naar voren dat het opslaan van cultuurobjecten bij een lagere temperatuur mogelijk is en daardoor ook tot lagere energiekosten kan leiden. Als de collecties duurzaam kunnen worden behouden en toegankelijk gemaakt tegen lagere kosten, dan kan dat wellicht met een andere inregeling van de bestaande installaties of via vervanging van bestaande installaties. De meest kosteneffectieve oplossing zal van geval tot geval verschillen.

Vraag 3

Onderschrijft u de aanbevelingen, zoals het overstappen van «streven naar een zo constant mogelijk klimaat» naar een gerichte risicoanalyse?

Antwoord 3

Ja, ik onderschrijf deze aanbevelingen. In het «klimaatnetwerk» van professionele rijksdiensten en veldorganisaties worden nieuwe inzichten omgezet in richtlijnen, waarmee enerzijds het collectiebeheer en -behoud kan worden verwezenlijkt en anderzijds energiebesparing kan worden gehaald. Deze nieuwe richtlijnen vormen, behalve voor de musea, ook voor de Rijksgebouwendienst en de Erfgoedinspectie een belangrijk referentiekader.

Vraag 4

Deelt u de mening dat aangepaste klimaatseisen een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan de afgesproken taakstelling voor musea?

Antwoord 4

Ik stel vast dat dit rapport mogelijkheden biedt voor musea om tot kostenreductie te komen op hun energierekening. Volgens mijn uitgangspuntenbrief is er in eerste plaats een generieke korting voor musea als onderdeel van de basisinfrastructuur. Ik laat aan de professionele en verzelfstandigde instellingen zelf over hoe en op welke posten zij die korting weten te realiseren. Ik maak met musea prestatieafspraken maar merk daarbij op dat de instellingen een belangrijke eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun bedrijfsvoering.

Vraag 5

Bent u bereid met de vertegenwoordigers van rijksmusea in gesprek te gaan om de onnodig hoge energiekosten terug te dringen? Wilt u VNG en vertegenwoordigers van gemeentelijke musea informeren over de besparingsmogelijkheden?

Antwoord 5

Vele relevante kennisinstituten of -netwerken op het terrein van museale klimaatomstandigheden in Nederland zijn inmiddels bekend met de uitkomsten van het onderzoek, onder meer de vereniging van landelijke museumconsulenten. Musea en andere cultuurinstellingen doen regelmatig een beroep op de kennis en kunde, die daar beschikbaar is.


X Noot
1

Het betreft een promotieonderzoek van M. Martens, getiteld «Naar de knoppen».

Naar boven