Vragen van het lid Koopmans (CDA) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het overgangsrecht voor het separate projectbesluit (ingezonden 9 augustus 2010).

Antwoord van minister Huizinga-Heringa (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) (ontvangen 8 oktober 2010).

Vraag 1

Bent u bereid de reikwijdte van het bericht in de nieuwsbrief Wro juni 2010 met betrekking tot het projectbesluit en overgangsrecht nader uit te leggen?1 Is de gepubliceerde tekst een rechtstreekse vertaling van de wetstekst of een interpretatie daarvan?

Antwoord 1

Uiteraard ben ik tot een nadere uitleg bereid. Het bericht in de nieuwsbrief Wro is opgenomen nadat is geconstateerd dat er in de Invoeringswet Wabo een hiaat in het overgangsrecht bestaat voor de zo wel genoemde separate projectbesluiten. Projectbesluiten uit de Wet ruimtelijke ordening waren besluiten waarmee afwijkingen van een bestemmingsplan konden worden toegestaan. Separate projectbesluiten waren een specifieke categorie van projectbesluiten die niet procedureel werden gecombineerd met een eveneens benodigde bouwvergunning. Het was gebruikelijk dat over een projectbesluit en een bouwvergunning gelijktijdig werd besloten. In uitzonderingssituaties werd er echter wel eens voor gekozen om eerst het projectbesluit te vragen en pas later de bouwvergunning. Zo kon er eerst planologische besluitvorming plaatsvinden, terwijl pas later het bouwplan werd ontwikkeld. De eerste resultaten van de evaluatie van de Wet ruimtelijke ordening laten zien dat het projectbesluit in het onderzochte tijdvak (van 1 juli 2008 tot 31 december 2009), ten opzichte van de praktijk met het vergelijkbare oude artikel 19 van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening, maar weinig werd toegepast (in 2008 werden er nog circa 3 000 artikel 19 lid 1-vrijstellingen verleend, tegen circa 200 projectbesluiten in 2009. Van dat aantal is naar inschatting slechts een uiterst beperkt deel als separaat projectbesluit aan te merken). Gezien dit beperkte gebruik van het separate projectbesluit, is er aanvankelijk voor gekozen om met een bericht in de nieuwsbrief Wro te volstaan. In het bericht is erop gewezen dat het hiaat in het overgangsrecht niet speelt als voor 1 oktober een met zo’n separaat projectbesluit samenhangende (eerste fase) bouwvergunning zou worden aangevraagd. Het bericht is gebaseerd op een rechtstreekse vertaling van de wetstekst.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de overheid ervoor moet zorgen dat projecten niet langer in juridische procedures zitten dan strikt noodzakelijk is en dat we niet nieuwe drempels moeten inbouwen door het invoeren van de omgevingsvergunning? Is dat niet onwenselijk gezien de huidige problemen in de bouwsector?

Antwoord 2

Ja, die mening deel ik.

Vraag 3

Kunt u aangeven welke vertraging er kan ontstaan als er geen bouwvergunning (eerste fase) is verleend? En kunt u daarbij aangeven welke procedures er vervolgens (opnieuw) moeten worden doorlopen?

Antwoord 3

In procedureel opzicht behoeft het ontbreken van overgangsrecht niet tot vertraging te leiden. Voor gevallen waarin voor de datum van 1 oktober geen aanvraag om bouwvergunning werd gedaan, zal voor het bouwen thans een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. Omdat het eerder afgegeven

projectbesluit daarbij geen rol meer kan spelen, zal die omgevingsvergunning automatisch ook betrekking hebben op planologisch strijdig gebruik. Het zal niet meer dan een formaliteit zijn om de inhoud van het gegeven projectbesluit om te zetten in de vorm van een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik. Ten aanzien van de procedure treedt geen noemenswaardig verschil in tijd op. Zowel de bouwvergunning die volgt op een reeds eerder gegeven separaat projectbesluit, als de omgevingvergunning voor de combinatie van het bouwen en het planologisch strijdige gebruik, wordt voorbereid met dezelfde uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure.

Vraag 4

Is het niet vreemd dat er juridische procedures alsnog moeten worden doorlopen, terwijl er vanuit de overheid een positieve grondhouding is om een en ander binnen het bestemmingsplan toe te staan? Zo ja, wat gaan we hier als overheid aan doen om ruimte en vertrouwen te geven richting burgers en bedrijven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom het dan wel logisch is?

Antwoord 4

Het geven van een goede samenloopregeling tussen de bouwvergunning en de planologische afwijkingsbesluiten heeft eerder voor de nodige hoofdbrekens gezorgd. De regeling is uitermate complex en een overgangsregeling roept al snel juridische complicaties op. Het is een evident gevolg van het procedureel in twee afzonderlijke wetten reguleren van toestemmingsprocedures voor activiteiten die vrijwel altijd samenlopen. De Wabo maakt op dit punt schoon schip. Ik ben het met u eens dat de overgang naar de Wabo niet moeilijker moet verlopen dan nodig is. Inmiddels is er een regeling ontworpen waarmee toch een adequate regeling wordt getroffen om het overgangsrecht alsnog te repareren. Mijn bedoeling is om dit als onderdeel van een meeromvattend wetsvoorstel zo snel mogelijk in procedure te brengen.

Vraag 5

Biedt de overheid (lokaal, regionaal en nationaal) niet juist een afdoende mate van rechtszekerheid aan de vergunningaanvragers en samenleving, door het overgangsrecht zo toe te passen op de situatie dat er wel een artikel 19-procedure onder de oude WRO is doorlopen, terwijl er nog geen concrete bouwvergunning is afgegeven?

Antwoord 5

Het hiaat in het overgangsrecht geldt ook voor separate besluiten ingevolge artikel 19, eerste, tweede of derde lid, van de oude WRO. Ook voor deze besluiten zal het ontwikkelde voorstel alsnog in overgangsrecht voorzien. Een soepele toepassing van het geldende overgangsrecht, waardoor eerdere separate projectbesluiten en artikel 19 WRO-besluiten alsnog bruikbaar blijven, is in strijd met de wet.

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen op korte termijn te beantwoorden, zodat er nog een mogelijkheid is om voor inwerkingtreding per 1 oktober een en ander aan te passen?

Antwoord 6

Het vinden van een oplossing voor het hiaat in het overgangsrecht bleek complex en heeft de nodige tijd gekost. De beantwoording van deze vragen heeft daarop gewacht. Ook in het geval waarbij al eerder een oplossing zou zijn gevonden, zouden mij de mogelijkheden hebben ontbroken om de wet voor de datum van 1 oktober te wijzigen.


XNoot
1

http://www.vrom.nl/pagina.html?id=48229

Naar boven