Vraag 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Is het waar dat het rapport «Beheerst verdelen» van de commissie-Stuiveling officieel niet is aangeboden aan de fondsbeheerders
Binnenlandse Zaken en Financiën? Zo ja, deelt u de mening dat u het rapport onder de pet heeft gehouden?
Deelt u de mening dat een rapport dat de financiële problemen van provincies beschrijft grote urgentie heeft? Zo ja, kunt
u uitleggen waarom dit rapport zo lang onbesproken blijft?
Wat is uw eerste reactie op dit rapport? Bent u bereid om een kabinetsreactie op dit rapport te formuleren?
Is het waar dat de conclusie van de commissie-Stuiveling is, dat het praktisch onmogelijk is om de provincies op basis van
het beschikbare cijfermateriaal over de provinciale financiën onderling te vergelijken?2 Zo ja, gaat u naar aanleiding van de conclusie van de commissie werk maken om binnen vijf jaar een systeem te realiseren
dat een permanente vergelijking mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat verschillende geldstromen door elkaar lopen, zelfs met geldstromen van andere overheden? Zo ja, hoe gaat u
er voor zorgen dat eenduidigheid, vergelijkbaarheid en transparantie met betrekking tot deze geldstromen gerealiseerd gaan
worden?
Wat is uw reactie op het hieraan verwante artikel «Onduidelijke Provinciereserves»?3
Deelt u de conclusies van de Randstedelijke rekenkamer dat Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland hun financiële reserves
beter moeten verantwoorden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een nieuw verdeelmodel in 2012 te laat komt voor de benodigde herschikking van de provinciefondsen,
terwijl verschillende provinciefondsen kampen met een tekort? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om de verwachte problemen
aan te pakken?
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
De kwalificatie dat het rapport «onder de pet is gehouden» door het kabinet, is onjuist. De commissie Stuiveling is een onafhankelijke
commissie die is ingesteld door het bestuur van het Interprovinciaal Overleg (IPO). Het IPO heeft naar aanleiding van het
rapport van de commissie onderling gediscussieerd over de verdeling van de verlaging van het provinciefonds over de provincies.
De inzet was om te komen tot een voorstel voor een duurzame financiële verhouding dat op draagvlak kon rekenen bij alle 12
provincies. Er is echter geen eensgezindheid bereikt over de noodzaak c.q. wenselijkheid om op basis van de uitkomsten van
het rapport tot een herzien verdeelmodel te komen. De provincies hebben in dat licht besloten om geen stappen te nemen in
de richting van het distribueren van het rapport van commissie Stuiveling. Het rapport is dan ook niet aangeboden aan de fondsbeheerders.
Het niet aanbieden van dit rapport laat echter onverlet dat de situatie omtrent de provinciale financiën een aandachtspunt
is van dit Kabinet. De fondsbeheerders (de Staatssecretaris van BZK en de Minister van Financiën.) hebben, mede op verzoek
van het IPO, zelf de verantwoordelijkheid genomen om tot een nieuw verdeelmodel te komen, dat recht doet aan de uitgangspunten
van de Financiële verhoudingswet (artikel 7) dat overheden (in dit geval provincies) in gelijke omstandigheden een gelijke
financiële uitgangspositie hebben, dat wil zeggen dat in het nieuwe verdeelmodel een maatstaf voor vermogen zal worden opgenomen.
Zoals aangegeven in het kabinetstandpunt (TK 2009/2010, 32 123C) dat ik op 22 april jongstleden naar uw Kamer heb gestuurd,
vindt er in die hoedanigheid op dit moment onderzoek plaats naar een nieuwe verdeelsystematiek.
Naar aanleiding van het zojuist genoemde kabinetstandpunt, streven de fondsbeheerders ernaar om per 1 januari 2012 het nieuwe
verdeelsysteem in te laten gaan. De specifieke invulling hiervan is aan een nieuw kabinet.
XNoot
1 Binnenlandsbestuur, Noord-Brabant spekt kas Zuid-Holland», Binnenlands Bestuur, 24 september 2010.
XNoot
2 Binnenlandsbestuur, «Provinciale financiën een janboel» Binnenlands Bestuur, 24 september 2010.
XNoot
3 Binnenlandsbestuur «Onduidelijke provinciereserves» Binnenlands Bestuur, 24 september 2010.