Vragen van het lid Heijnen (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over bezuinigingen bij het Rijk (ingezonden 14 februari 2011).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 7 maart 2011).

Vraag 1

Kent u het bericht «Rijk snoeit nog forser»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de overheid veel ingrijpender gaat reorganiseren dan tot nu toe bekend was? Zo ja, hoeveel ingrijpender? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dit bericht?

Antwoord 2

Nee. De voornemens om te komen tot een compacte rijksdienst geven invulling aan de taakstelling uit het regeerakkoord onder het kopje «kleinere overheid».

Vraag 3

Gaan ten gevolge van – nog niet bekende kabinetsplannen – naast tienduizenden banen bij het Rijk inderdaad ook nog eens duizenden banen bij uitvoeringsinstanties in het land verloren? Zo ja, over hoeveel gaat dit en op welke wijze worden die banen geschrapt?

Antwoord 3

De aan de taakstelling voor het rijk verbonden bedragen zijn verdeeld over de ministeries en meerjarig ingeboekt. De ministeries zullen hun taakstellingen uitwerken in departementale plannen, waarin zij aangeven welke gevolgen zij aan de taakstelling verbinden. De genoemde uitvoeringsorganisaties maken deel uit van het Rijk en daarmee ook van het bereik van de taakstelling. In het programma Compacte Rijksdienst zijn voorstellen uitgewerkt om op een aantal terreinen te komen tot een ontdubbeling van uitvoering en toezicht.

Vraag 4

Waarom is de voor uiterlijk januari van dit jaar toegezegde nota «Compacte Rijksdienst: Uitvoeringsprogramma» nog niet naar de Kamer gestuurd? Kan dit per ommegaande alsnog gebeuren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ik heb deze nota op 14 februari 2011 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. Publiciteit daarover was aanleiding voor het krantenbericht.

Vraag 5

Houdt u bij de reorganisaties rekening met de aangenomen motie-Heijnen en De Pater-van der Meer2 waarin wordt verzocht bij de vernieuwing van de rijksdienst rekening te houden met de economische situatie in de krimpgebieden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In haar brief aan de Tweede Kamer van 16 september 2009 (TK, 2009–2010, 26 991, nr. 272) heeft de voormalige minister van BZK het kabinetsbeleid wat betreft de locatiekeuze van organisaties van het rijk uiteengezet. Dit beleid houdt in dat – waar mogelijk – rekening wordt gehouden met de regionale werkgelegenheidssituatie, maar dat het belang van een efficiënte bedrijfsvoering en een optimale dienstverlening aan de burger voorop staan. Dit is ook het beleid van het huidige kabinet. Het kabinet heeft dus oog voor het belang van werkgelegenheid in de zogeheten krimpgebieden, maar bij het streven om tot een kleinere en beter georganiseerde rijksoverheid te komen, past het niet om organisatieonderdelen van het rijk in krimpregio’s te vestigen of handhaven, louter om redenen van werkgelegenheid.

Op basis van dit uitgangspunt wordt bij reorganisaties in de rijksdienst rekening gehouden met de genoemde motie van de leden Heijnen en De Pater-van der Meer.


X Noot
1

NRC, «Rijk snoeit nog forser», 9 februari 2011.

X Noot
2

Kamerstuk 32 123 VII, nr. 35.

Naar boven