Vragen van de leden Marcouch en Bouwmeester (beiden PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het opstappen van een groot aantal brandweervrijwilligers in Almere (ingezonden 25 januari 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 maart 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onvrede vrijwillige brandweer nog niet weg»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er brandweervrijwilligers in Almere opgestapt zijn uit onvrede met de plannen van de regionale brandweer ten aanzien van het slapen op de kazerne en voertuigbezetting? Zo ja, hoeveel mensen zijn opgestapt en hoeveel mensen overwegen te stoppen met hun brandweerwerk?

Antwoord 2

In totaal zijn sinds de aankondiging van de veranderingen binnen het korps in Almere in 2009 9 brandweerlieden gestopt. Het is moeilijk na te gaan voor hoeveel van die mensen de veranderingen binnen het korps aanleiding zijn geweest om op te zeggen. De veiligheidsregio Flevoland vermoedt dat het vertrek van circa 5 vrijwilligers een relatie heeft met de nieuwe werkwijze.

Daarbij merkt de veiligheidsregio op dat het natuurlijke personeelsverloop in Almere historisch gezien 10% per jaar is (op negentig formatieplaatsen). In de maand januari 2011 zijn 7 nieuwe vrijwilligers aan het korps toegevoegd. Daarnaast heeft het brandweerkorps 11 nieuwe vrijwilligers geselecteerd die kunnen worden opgeleid.

Het is niet in te schatten hoeveel mensen de komende tijd overwegen om te gaan stoppen.

Vraag 3

Vallen de plannen in Flevoland om te werken met een basisbezetting van de tankautospuit van vier personen onder de landelijke regie van experimenten met een flexibele bezetting? Zo ja, hoe wordt in deze bezetting de veiligheid van de brandweerlieden gegarandeerd?

Antwoord 3

Het experiment zoals dat in Almere wordt uitgevoerd, valt onder de landelijke paraplu van het project «Variabele Voertuigbezetting».

Veiligheidsregio Flevoland borgt de veiligheid van de brandweermensen doordat te allen tijde van twee zijden (in plaats van eenzijdig) wordt aangereden met een voertuig naar een incident wanneer het een binnenbrand of spoedeisende hulpverlening betreft. Een van de twee voertuigen is nu nog altijd een tankautospuit met 6 personen, het andere voertuig kan een tankautospuit met 4 personen zijn. De procedures die standaard gelden bij een uitruk zijn op deze experimentele uitrukwijze aangepast. Na de pilot zal de variabele bezetting in relatie tot het risicoprofiel, de opkomsttijden en het dekkingsplan van het gebied worden voorgelegd aan het Veiligheidsbestuur.

Vraag 4

Klopt het dat het huidige aantal brandweerlieden te laag is om volgens de nieuwe werkwijze te werken? Zo nee, op basis waarvan trekken de media deze conclusie? Zo ja, wat wordt er gedaan om nieuwe medewerkers te werven en hoe garandeert u de brandweerzorg in Almere?

Antwoord 4

Voor de huidige situatie (dus met een aangepaste uitruk) is het aantal vrijwilligers voldoende en is de brandweerzorg in Almere gewaarborgd. Wanneer de gemeente Almere verder groeit, zijn ongeveer 25 vrijwilligers extra nodig om de brandweerzorg te kunnen blijven borgen. Die 25 extra vrijwilligers zullen door een (interregionale) wervingscampagne die maart 2011 start, geworven worden. Zoals eerder opgemerkt heeft de invoering van het nieuwe kazerneringsmodel ook een wervend effect, waardoor een deel van de instroom zonder specifieke inspanning gerealiseerd wordt. Er hebben zich al enkele vrijwilligers van buiten Almere (die voorheen te ver van de kazerne woonden) aangemeld bij het korps.

Vraag 5

Staat de weerstand tegen de plannen om op de kazerne te slapen en te werken met een kleinere standaardbezetting op zichzelf of zijn er meer korpsen waar er verzet is tegen dergelijke plannen? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de korpsen waar dergelijke plannen bestaan en hoe die plannen door de medewerkers ontvangen worden?

Antwoord 5

Voor wat betreft de veiligheidsregio Flevoland is Almere de enige gemeente waarbinnen sprake is van kazernering van vrijwilligers als nieuw geïntroduceerde werkwijze. In Lelystad wordt al langer volgens ditzelfde model gewerkt. In de overige gemeenten in Flevoland is hiervan vooralsnog geen sprake.

Momenteel ben ik niet in staat om een overzicht te geven van de korpsen waar plannen bestaan om de kazernering te wijzigen en de mate van acceptatie of verzet.

In hoeverre sprake is van weerstand tegen lokale of regionale plannen voor variabele voertuigbezetting in andere regio’s zal duidelijk worden aan de hand van de bevindingen rondom de pilots onder de landelijke paraplu van het project «Variabele Voertuigbezetting».

Vraag 6

Heeft u de indruk dat er serieuze problemen zijn in de communicatie tussen korpsleiding en de brandweerlieden aan de basis over veranderingen in de werkwijze? Maakt u zich zorgen over de gevolgen die dit kan hebben voor de continuïteit van de brandweerzorg en het aantrekken en behouden van brandweervrijwilligers?

Antwoord 6

Hoewel het veranderingsproces binnen het korps niet gemakkelijk is, maakt de leiding van Brandweer Flevoland zich geen zorgen over de communicatie en continuïteit. Wel dringt steeds meer het besef door dat «brandweervrijwilliger zijn» niet gelijk is aan vrijwilligerswerk maar dat het veel meer een «(bij)baan» tegen betaling betreft met stevige verplichtingen.

Vraag 7

Wilt u hulp bieden ter vermindering van de oplopende spanning tussen de brandweerleiding en de medewerkers aan de basis en om te werken aan een breed gedragen visie op de toekomst van de brandweerzorg? Zo ja, wat voor rol ziet u hierin voor de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), de vakbonden en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV)? Zo nee, hoe waarborgt u dan de brandweerzorg in Nederland?

Antwoord 7

Ik benadruk het belang van de vrijwilligers bij de brandweer. Dat belang wordt ook onderschreven door de korpsen zelf, de beperkte beschikbaarheid van vrijwilligers is een belangrijk thema. De NVBR als branchevereniging voor de brandweer zal in het landelijke project «Variabele voertuigbezetting» aan dit thema in het bijzonder aandacht besteden. Ook heb ik gevraagd om de VBV een rol te geven bij het project. Bovendien start de NVBR in 2011 met het landelijke «Programma Vrijwilligheid» waarin het behoud en de verbreding van de inzet van vrijwilligers centraal staat.

Het is van het grootste belang dat in geval van een veranderde samenstelling van een basisbrandweereenheid de korpsen het brandweerpersoneel zorgvuldig worden meegenomen in de gevolgen hiervan, bijvoorbeeld door middel van training en instructie, aangepaste procedures en continue monitoring en evaluatie gedurende de pilot. In het project «Variabele Voertuigbezetting» van de NVBR zullen deze aspecten samen met de veiligheidsregio’s onder de loep worden genomen. De projectorganisatie hecht daarbij groot belang aan het nadrukkelijk en in de breedte betrekken van de werkvloer en aan de bestuurlijke steun voor de trajecten die regio’s in gang zetten op het terrein van flexibele voertuigbezetting.

Ik wil benadrukken dat ik het belangrijk vind dat de gezamenlijke organisaties (waaronder de VBV) binnen de brandweersector nauw betrokken zijn. De vakorganisaties zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de begeleidingscommissie van de projecten van de NVBR. Op die manier kunnen vakorganisaties hun bijdrage leveren waar het gaat om de arbeidsvoorwaardelijke- en arbeidsveiligheidsaspecten van dit traject.

Ik heb de VBV dit ook op het hart gedrukt bij gelegenheid van ons kennismakingsgesprek op 15 februari jongstleden. Vrijwilligers zijn zeer belangrijk, ook voor de brandweer en daar moet dan ook met alle zorgvuldigheid mee worden omgegaan. Het VBV, de NVBR en mijn ministerie gaan op korte termijn gezamenlijk om de tafel om verder te spreken over de samenwerking.


X Noot
1

Omroep Flevoland, Almere, «Onvrede vrijwillige brandweer nog niet weg», 20 januari 2011.

Naar boven