Vragen van de leden Recourt (PvdA) en Berndsen (D66) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het gebruik van onzichtbare sms-jes bij de opsporing (ingezonden 10 februari 2011).

Mededeling van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 3 maart 2011).

Vraag 1

Kent u het bericht «Recherche spioneert via mobieltje»?1

Vraag 2

Is het waar dat de recherche en/of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst(AIVD) gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten om zo de mobiele telefoon van de ontvanger als pijlbaken te kunnen gebruiken? Zo ja, op basis van welke wettelijke bevoegdheid wordt dit middel ingezet? Zo nee, wat klopt er niet aan dit bericht?

Vraag 3

Is de wettelijke bescherming voor het gebruiken van onzichtbare sms-jes op gelijk niveau aan de reeds bestaande mogelijkheid om met toestemming van de rechter-commissaris de peilgegevens bij de telecomprovider op te vragen? Zo nee, waarin verschilt dit dan?

Vraag 4

Hoe vaak wordt het middel van onzichtbare sms-jes per jaar ingezet? In hoeverre is het een effectiever middel dan al bekende middelen? Bent u voornemens dit middel vaker te laten inzetten?

Vraag 5

Welke waarborgen zijn er om te voorkomen dat het middel van onzichtbare sms-jes lichtzinnig wordt ingezet?

Vraag 6

Is het opsporingsmiddel al aan een rechterlijk oordeel onderworpen? Zo ja, wat was de uitkomst van dat oordeel?

Vraag 7

Is dit middel ook te verkrijgen voor burgers? Zo ja, hoe gaat u privacyschendingen voorkomen die hiervan het gevolg zijn?

Mededeling

Hierbij bericht ik u dat de schriftelijke vragen van de leden Recourt (PvdA) en Berndsen (D66) over het gebruik van onzichtbare sms-jes bij de opsporing (ingezonden 10 februari 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

De Telegraaf, 4 februari 2011.

Naar boven