Vragen van de leden Çörüz (CDA), Van der Steur (VVD) en Helder (PVV) aan de minister van Veiligheid en Justitie over koperdiefstal (ingezonden 21 januari 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 3 maart 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1396. 

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van een uitzending van Een Vandaag over koperdiefstal?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw mening over het gemak waarmee onder andere bovenleidingen, bliksemafleiders, vazen en beelden op begraafplaatsen, borgpennen van waterkeringen en waterleidingen  van vakantiehuizen, worden aangeboden en opgekocht?

Antwoord 2

Koperdiefstal levert de samenleving veel schade op en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Een bijkomend probleem is dat volgens de branche het gestolen materiaal dusdanig wordt bewerkt dat het als zodanig niet meer herkenbaar is. Dat maakt het lastig om de daders van koperdiefstal en -heling aan te pakken. In samenspraak met de branche zijn er daarom maatregelen genomen om de diefstal van koper en het handelen in gestolen koper te bemoeilijken.

Vraag 3

Welke stappen heeft u of hebben de branchevereniging nomen of worden ondernomen om koperdiefstal tegen te gaan?

Antwoord 3

De branchevereniging heeft diverse maatregelen genomen. Als een melding van diefstal binnenkomt, wordt dit aangegeven op de website onder «meldpunt diefstal». De branchevereniging verspreidt dit bericht via de e-mail naar haar leden en laat de informatie – indien mogelijk – vergezeld gaan van foto’s. Ook heeft de branchevereniging een gedragslijn opgesteld, waarin ze de leden adviseert om te vragen naar het identiteitsbewijs van de aanbieder als men twijfels heeft over de herkomst van het materiaal. Halverwege dit jaar zal ik de Tweede Kamer een brief sturen met aanvullende maatregelen om koperdiefstal tegen te gaan.

Vraag 4

Heeft u kennisgenomen van het feit dat in België na invoering van een identificatieplicht bij het aanbieden van koper, koperdiefstal noemenswaardig is afgenomen?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5 en 6

Kan artikel 437 eerste lid sub b, Wetboek van Strafrecht (overtreding betreffende de openbare orde/identiteitsgegevens) intensiever worden gehandhaafd? Kunt u informatie verschaffen over het succes van de strafrechtelijke aanpak van zowel de dieven als de opkopers/helers?

Bent u bereid om een algemene identificatieplicht bij het aanbieden van koper  bij de opkopers te onderzoeken?

Antwoord 5 en 6

Een algemene identificatieplicht voor opkopers die zich toeleggen op de handel in ongeregelde en gebruikte goederen, waaronder ook worden verstaan handelaren in tweedehands metalen, bestaat al. Zij zijn ingevolge het gestelde in artikel 437, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht nu al verplicht een opkoperregister bij te houden en identiteitsgegevens op te vragen. In mijn hierboven toegezegde brief aan de Tweede Kamer zal ik onder meer ingaan op de mogelijkheden om de naleving van deze bepaling te verbeteren.

Het genoemde artikel is de afgelopen vier jaar slechts enkele malen ingezet. Vermoedelijk is dit het gevolg van het feit dat in de meeste gevallen proces-verbaal wordt opgemaakt voor diefstal of heling, waarbij geen afzonderlijke registratie plaatsvindt van zaken in geval sprake is van diefstal of heling van koper.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Recourt (PvdA) ingezonden 13 januari 2011 (vraagnummer 2011Z00479)


X Noot
1

Eén Vandaag, 10 januari 2011.

Naar boven