Vragen van het lid Recourt (PvdA) aan de minister van Justitie over internationale beslaglegging (ingezonden 31 augustus 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 7 oktober 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3772.

Vraag 1

Kent u het bericht «Weinig actie tegen bezit criminelen in buitenland»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welk gevolg heeft het feit dat 14 landen binnen de EU nog geen internationale beslaglegging hebben mogelijk gemaakt op de Nederlandse «Pluk-ze»-inkomsten?

Antwoord 2

De berichtgeving heeft betrekking op het Kaderbesluit 2006/783/JBZ («kaderbesluit confiscatiebeslissingen») en op het recente evaluatierapport van de Commissie over dit kaderbesluit (COM (2010) 428 definitief). Dit kaderbesluit ziet op de executiefase en regelt de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van onherroepelijke confiscatiebeslissingen. Daarbij kan de lidstaat waar de veroordeelde verblijft of een vermogensbestanddeel heeft, overgaan tot het executeren van een in het verzoekende land uitgesproken onherroepelijke confiscatiebeslissing.

De Europese Commissie constateert in haar recente evaluatierapport onder meer dat niet alle lidstaten het kaderbesluit confiscatiebeslissingen volledig hebben geïmplementeerd. In die gevallen moet voor het tenuitvoer laten leggen van onherroepelijke confiscatiebeslissingen gebruik worden gemaakt van klassieke rechtshulpverzoeken.

Vraag 3, 5

Heeft u uw collega’s, bijvoorbeeld in JBZ-verband, aangesproken op het gebrek aan regelgeving op dit punt in hun land en de gevolgen voor het aanpakken van (financiële) criminaliteit? Zo ja, op welk moment en wat was het resultaat daarvan? Zo nee, hoe en wanneer gaat u dit wel doen?

Is het weinig gebruik maken van de mogelijkheid om buitenlandse bezittingen en inkomsten van criminelen in beslag te laten nemen ook het gevolg van onbekendheid met deze mogelijkheid? Zo ja, hoe gaat u bevorderen dat deze mogelijkheid binnen de EU beter bekend wordt?

Antwoord 3, 5

De Europese Commissie heeft op het gebied van het confisqueren van criminele winsten al aandacht gevraagd voor de wijze waarop en de mate waarin wetgevende instrumenten in de verschillende lidstaten zijn geïmplementeerd. Om die reden acht ik het niet aan mij om mijn collega’s in JBZ-verband hierop aan te spreken. In haar Mededeling «Misdaad mag niet lonen» (COM (2008) 766 definitief) heeft de Commissie geconstateerd dat de implementatie van de kaderbesluiten op het gebied van inbeslagneming (Kaderbesluit 2003/577/JBZ) en confiscatie (Kaderbesluiten 2005/212/JBZ en 2006/783/JBZ) in diverse lidstaten te wensen overlaat. In deze mededeling heeft de Commissie tevens aangegeven te bezien op welke wijze verzekerd kan worden dat de in deze kaderbesluiten neergelegde materie nader en sluitend kan worden geregeld. Nederland draagt daaraan bij, onder meer door de Nederlandse mogelijkheden voor beslaglegging onder de aandacht van de Commissie en de lidstaten te brengen.

Verder functioneert het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) onder gezag van de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden, en in samenwerking met het Asset Recovery Office (ARO) van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM), als centrale autoriteit voor Nederland voor het toepassen van het kaderbesluit confiscatiebeslissingen. Het CJIB en het ARO investeren in (het opbouwen van) een nationaal en internationaal netwerk, waaronder met de lidstaten die dit kaderbesluit nog niet volledig geïmplementeerd hebben. Daarbij wisselen zij kennis en ervaring uit om elkaar te versterken in het effectief en efficiënt uitvoeren van het kaderbesluit confiscatiebeslissingen.

Vraag 4

Welk(e) voorbehoud(en) hebben alle EU-landen, met uitzondering van Nederland, Ierland en Portugal, gemaakt om verzoeken tot inbeslagneming te kunnen weigeren? Kent u de redenen voor deze voorbehouden? In hoeverre zijn deze voorbehouden in lijn met de desbetreffende EU-richtlijnen?

Antwoord 4

De Europese Commissie constateert in haar recente evaluatierapport over het kaderbesluit confiscatiebeslissingen ook dat een aantal lidstaten bij de implementatie extra weigeringsgronden heeft opgenomen. Voor een overzicht van de aanvullende weigeringsgronden verwijs ik naar het evaluatierapport. De Europese Commissie geeft in haar evaluatie terecht aan dat lidstaten enkel die weigeringsgronden in hun nationale rechtsstelsels kunnen opnemen die deel uitmaken van het kaderbesluit. In zoverre zijn aanvullende weigeringsgronden, in zijn algemeenheid, niet in overeenstemming met het kaderbesluit.

Vraag 6

Hoeveel van de internationale verzoeken tot inbeslagname van Nederland aan andere EU-landen zijn niet gehonoreerd? Waarom zijn die verzoeken niet gehonoreerd? Om welk bedrag gaat het hier?

Antwoord 6

In drie door Nederland verstuurde zaken zijn de verzoeken geweigerd. Daarbij gaat het om een totaalbedrag van bijna € 54 000. Deze weigeringen zijn gebaseerd op het gegeven dat volgens het aangezochte land de persoon en/of het vermogen niet te traceren was/waren en executie niet mogelijk was.

Vraag 7

Hoeveel internationale verzoeken tot inbeslagname worden er tot Nederland gericht en hoeveel daarvan worden niet gehonoreerd?

Antwoord 7

Tot nu toe heeft het CJIB op grond van het kaderbesluit confiscatiebeslissingen vier zaken ontvangen. Nederland heeft de erkenning en tenuitvoerlegging van één zaak daarvan geweigerd.


XNoot
1

NU.nl, 23 augustus 2010.

Naar boven