Vragen van het lid
Kooiman
(SP) aan de minister voor Immigratie en Asiel over het oppakken van een asielzoeker bij de geboorteaangifte (ingezonden 24 december
2010).
Antwoord van minister
Leers
(Immigratie en Asiel) (ontvangen 1 maart 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1224.
Vraag 1
Is het bericht waar dat een asielzoeker in het gemeentehuis is opgepakt toen hij aangifte van de geboorte van zijn kind kwam
doen?1 Kunt u de exacte gang van zaken beschrijven?
Antwoord 1
Op maandag 20 december 2010 bezocht een man het gemeentehuis in Winterswijk om aangifte te doen van de geboorte van een kind.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Winterswijk stelt daarbij op grond van artikel 1:19e, zevende lid, van
het Burgerlijk Wetboek, de identiteit van de aangever vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet
op de Identificatieplicht. De betrokken man was niet in het bezit van een zodanig document en toonde aan de ambtenaar van
de burgerlijke stand een verlopen W-document uit 2009 (een identiteitsdocument uitgegeven door de Immigratie- en Naturalisatiedienst).
De gemeente heeft hiervan melding gemaakt bij de Vreemdelingenpolitie, omdat de Vreemdelingenpolitie de gemeente Winterswijk
eerder had verzocht melding te doen als iemand aangifte zou doen van de geboorte van het kind van de desbetreffende vrouw.
Ten aanzien van deze vrouw was namelijk een identiteitsonderzoek gestart. Ten aanzien van haar broer was reeds gebleken dat
hij zich schuldig had gemaakt aan het verstrekken van onjuiste persoonsgegevens ex artikel 36 Wet GBA en het vermoeden bestond
dat de vrouw eveneens onjuiste persoonsgegevens had verstrekt. Door de melding wilde de Vreemdelingenpolitie de verblijfplaats
van de vrouw, die zich aan het vreemdelingentoezicht had onttrokken, achterhalen.
Bij controle van de personalia door de Vreemdelingenpolitie bleek dat de betrokken man zich sinds 2009 had onttrokken aan
het vreemdelingentoezicht. De aan hem opgelegde meldplicht was hij sinds 2009 niet meer nagekomen. De juiste identiteit van
deze vreemdeling kon op dat moment niet worden vastgesteld, waarop hij staande is gehouden op grond van artikel 50 van de
Vreemdelingenwet 2000. Het betreffende wetsartikel stelt dat van deze bevoegdheid gebruik gemaakt mag worden indien onder
meer sprake is van «feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal
verblijf opleveren». De vreemdeling is vervolgens overgebracht naar het politiebureau en daar na ophouding in vreemdelingenbewaring
gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (geen rechtmatig verblijf).
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat het doen van aangifte van de geboorte van een kind op deze manier voor asielzoekers ontmoedigd wordt,
en dat dit juist voorkomen moet worden omdat anders een kind nergens geregistreerd staat en daarmee volgens de registers niet
bestaat? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt deze gang van zaken zich tot artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waarin
staat dat ieder kind bij de geboorte recht heeft op een naam en een nationaliteit om geregistreerd te worden?
Antwoord 2 en 3
De vraag hoe het uitoefenen van vreemdelingentoezicht zich verhoudt tot het doen van geboorteaangifte van een kind, zal ik
betrekken bij de visie op illegaal verblijf. Deze visie zal ik aan uw Kamer toezenden in reactie op de illegalenschatting
waaraan het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie op dit moment
werkt. Ik verwacht u mijn visie op illegaal verblijf, waar de strafbaarstelling van illegaal verblijf onderdeel van uitmaakt,
voor de zomer 2011 toe te zenden.
Ik kan u meedelen dat er door de betrokken man wel aangifte van de geboorte is gedaan in de gemeente Winterswijk.
Vraag 4
Is het waar dat de asielzoeker inmiddels in vreemdelingenbewaring is geplaatst? Zo ja, zijn hiervoor dringende redenen van
openbare orde en is er concreet zicht op uitzetting? Waren er in dit geval geen alternatieven voorhanden, zoals bijvoorbeeld
een meldplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
De vreemdeling is op 20 december 2010 door een hulpofficier van justitie, belast met het toezicht op vreemdelingen, met het
oog op uitzetting een maatregel van bewaring opgelegd, zoals bedoeld in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet
2000 (geen rechtmatig verblijf). Voorafgaand aan de inbewaringstelling is de vreemdeling gehoord. Tijdens dit gehoor heeft
hij onmiskenbaar te kennen gegeven dat hij niet wilde meewerken aan terugkeer en dat hij niet bereid was opgave te doen van
zijn woon/verblijfadres of dat van zijn vrouw.
Op grond van de omstandigheden in deze zaak, waaronder het pasgeboren kind en het feit dat zijn vrouw ten tijde van de geboorteaangifte
nog was opgenomen in het ziekenhuis, heb ik op 23 december 2010 besloten de bewaring van de vreemdeling op te heffen. In plaats
daarvan is toen een lichtere maatregel van toezicht opgelegd in de vorm van een dagelijkse meldplicht. Zowel betrokkene als
zijn vrouw hebben geen recht op verblijf in Nederland en moeten Nederland verlaten. Op dit moment wordt met hen in de vrijheidsbeperkende
locatie in Ter Apel aan hun vertrektraject gewerkt.
X Noot
1http://www.nu.nl/algemeen/2408675/asielzoeker-opgepakt-bij-aangifte-geboorte.html