Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme (ingezonden 2 februari 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 21 februari 2011).

Vraag 1

Kent u het bericht «Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusies van het in het bericht genoemde onderzoek waaruit blijkt dat gemeenten gemiddeld ruim een derde meer schade door vuurwerkvandalisme hebben opgelopen dan in het voorgaande jaar? Zo ja, hoe verklaart u deze toename? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan wel de juiste gegevens?

Antwoord 2

Cijfers over schade geleden door gemeenten door vuurwerkvandalisme zijn mij niet bekend. Ik kan daarom geen oordeel geven over het in het bericht in het Reformatorisch Dagblad (28 januari 2011) genoemde onderzoek. Uit een schatting van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van Verzekeraars blijkt dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling voor een bedrag van circa 10 miljoen Euro schade is geleden door particulieren. Het gaat daarbij om schade aan woningen en auto’s door brand. Het jaar ervoor werd de door particulieren geleden schade tijdens de jaarwisseling vastgesteld op 12 miljoen Euro. Het Verbond van Verzekeraars ziet deze daling als een resultaat van het zero-tolerance beleid van de overheid tegen vandalen en andere raddraaiers.

Vraag 3

Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade, zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?

Antwoord 3

In het Politieacademie-onderzoek naar het verloop van de jaarwisselingen in Nederland, uitgebracht in 2007 na de jaarwisseling 2006–2007, werd geconstateerd dat er tijdens de jaarwisseling opvallend veel problemen in kleine gemeenten en dorpskernen in de zogeheten «biblebelt» waren. Volgens de onderzoekers wortelen de ongeregeldheden bij de jaarwisseling in dat gebied meer in structurele problemen – zoals overlast, criminaliteit, regelontduiking en alcoholgebruik – dan dat het incidentele uitingen zijn (Adang & Van der Torre, 2007).

Vraag 4

Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat er al jarenlang geen sprake is van een substantiële vermindering van schade in de openbare ruimte rond Oud en Nieuw? Zo ja, wat gaat u doen om dit tij te keren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over de omvang van de schade in de openbare ruimte.

Ofschoon tijdens de laatste jaarwisseling sprake was van een afname van het totale aantal incidenten (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 76 en de geschatte schade geleden door particulieren met bijna 20 procent gedaald is, kan het nog beter. Daarom ga ik onverminderd door met het aandacht vragen bij gemeenten voor dit onderwerp. Ieder jaar in september wordt een brief met aandachtspunten met betrekking tot de jaarwisseling verstuurd aan alle korpsbeheerders, korpschefs, burgemeesters, hulpdiensten en andere betrokken partijen. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan het verhalen van schade op vandalen. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gemeenten een toolkit ontwikkeld. Daarin zijn onder andere de juridische mogelijkheden voor het verhalen van schade en de bijbehorende richtlijnen en procedures te vinden. Het initiatief om dit instrument toe te passen ligt bij de gemeenten.

Vraag 5

Kunt u aan de hand van evaluaties van eerdere ongeregeldheden rondom Oud en Nieuw een beeld schetsen van de groep vandalen die dan actief zijn? Zo ja, waarom slaagt u er niet in deze groep beter in de greep te krijgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Uit het Rapport Commissie overlast jaarwisseling (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VII, nr. 47) blijkt dat het voornamelijk om mannen gaat van 18–30 jaar. Op gemeentelijk niveau bestaat een meer gedetailleerd beeld van de vandalen en dienen maatregelen te worden genomen. Zo heeft een aantal gemeenten de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast toegepast op personen die in beeld waren. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van vuurwerkschade?2

Antwoord 6

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft mij bericht dat de consequenties van het invoeren van een heffing op vuurwerk al in 2002 in kaart zijn gebracht door het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM; het onderzoeksrapport is op 12 november 2002 aan uw Kamer aangeboden). Een heffing op vuurwerk om schade als gevolg van vuurwerkvandalisme te bekostigen kan leiden tot een toename van de hoeveelheid illegaal vuurwerk, waarvoor geldt dat zowel geen heffing wordt betaald als de kwaliteit niet wordt gecontroleerd. Een toename van het aantal letselgevallen is te verwachten. Een dergelijke heffing kan gelijkertijd leiden tot een toename van de aanschaf van het goedkopere knalvuurwerk waarmee het merendeel van het vandalisme wordt gepleegd. Volgens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de situatie sinds die tijd niet zodanig gewijzigd dat het rapport zijn geldigheid heeft verloren.


X Noot
1

Reformatorisch Dagblad, «Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk», 28 januari 2011.

X Noot
2

Algemeen dagblad, «Schadetaks op vuurwerk», 21 januari 2011.

Naar boven