Vragen van de leden Omtzigt en De Rouwe (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën en de ministers van Infrastructuur en Milieu en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de prijsverhoging voor een ligplaats van een woonboot (ingezonden 31 januari 2011).

Mededeling van staatssecretaris Weekers (Financiën), mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 14 februari 2011)

Vraag 1

Waarom wordt de Kamer elk jaar op een zorgvuldige wijze op de hoogte gebracht over de verhoging van de jaarlijkse huur, tot op 0,1% nauwkeurig, maar kondigt het rijksvastgoed-en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) plompverloren tijdens de jaarwisseling een prijsverhoging van soms wel 200% aan voor de huur van Staatswater en bijbehorende Staatsoever voor een ligplaats voor een woonboot?1

Vraag 2

Waarom geldt hier niet dezelfde bescherming als bij sociale huurwoningen – waarmee een vergelijking getroffen wordt in de aankondiging? Kunt u een gelijksoortige bescherming alsnog regelen?

Vraag 3

Vindt het RVOB de prijsverhoging nodig omdat de huurprijs achter blijft bij de marktwaardeontwikkeling van gronden en waterkavels met een woonbestemming? Geldt voor huurwoningen niet hetzelfde, terwijl daar – terecht – zo’n aanpassing niet plaatsvindt? Bent u bereid om het huurbeleid en de regelgeving voor het huren van een woning en voor het huren van een ligplaats gelijk of gelijkwaardig te maken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Is het waar dat, indien bezwaar gemaakt wordt, een huurder van een woonbootplaats onmiddellijk het recht op toepassing van het overgangsrecht verliest? Wanneer tegen een normale beschikking van de overheid bezwaar en beroep wordt aangetekend, is dat toch nimmer het geval? Waarom kiest de overheid als monopolist voor deze manier van werken?

Vraag 5

Bent u, gezien de vele vragen die leven bij de huurders, bereid voorliggende vragen op relatief korte termijn, dat is maximaal twee weken, te beantwoorden?

Mededeling

Bij brieven d.d. 27 januari 2011, kenmerk 2011Z01514, 31 januari 2011, kenmerken 2011Z01750 en 2011Z01754 ontving ik de schriftelijke vragen ingediend overeenkomstig artikel 134 en 135 van het Reglement van Orde. De Kamervragen zien op de door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf voorgenomen huurprijsverhoging van liggelden voor woonboten.

De Kamervragen zijn mede gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Infrastructuur en Milieu. De beantwoording van de Kamervragen zal door mij geschieden mede namens hen. Ter zake is afstemming nodig, waardoor de beantwoordingstermijn van drie weken niet wordt gehaald. Gelet hierop verzoek ik u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de minister van Infrastructuur en Milieu 3 weken uitstel te verlenen voor de beantwoording.

In antwoord op uw brief d.d. 8 februari 2011 met kenmerk 2011Z01750 bericht ik u als volgt. Er worden geen onomkeerbare stappen gezet hangende de dialoog met uw Kamer. Contractueel is het Rijksvastoed- en ontwikkelingsbedrijf verplicht om uiterlijk 3 maanden voor het einde van de driejaarsperiode aan te geven dat het gebruik wenst te maken van de herzieningsmogelijkheid. Een klein aantal woonbooteigenaren (13) heeft daarom al een brief van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf met een concreet herzieningsvoorstel van de huurprijs ontvangen, dan wel ontvangt een dergelijke brief vóór 1 maart 2011.

Ik zeg u toe dat die herzieningsvoorstellen uiteraard in lijn worden gebracht met de uitkomst van de dialoog met de leden van uw Kamer. Deze groep huurders wordt hierover apart geïnformeerd door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf


X Noot
1

RVOB.nl, Vooraankondiging herziening huurprijzen ligplaatsen woonboten, januari 2011.

Naar boven