Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken over het bericht dat Breda EU-subsidie wil voor achterstandswijken (ingezonden 26 januari 2011).

Antwoord van staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 14 februari 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Breda om EU-subsidie aan te vragen voor de aanpak van jongerenoverlast?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het tegengaan van jongerenoverlast primair een taak is voor de lidstaten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ja, die mening deel ik. Dat wil echter niet zeggen dat er op dit terrein geen goede projectvoorstellen denkbaar zijn die in aanmerking kunnen komen voor subsidies vanuit een Europees fonds als daarbij sprake is van grensoverschrijdende samenwerking.

Vraag 3

Is het waar dat de gemeente Breda deze EU-subsidies gaat aanwenden voor lopende projecten zonder zelf extra geld aan de projecten te spenderen? Zo ja, deelt u de mening dat hiermee een mogelijk positief effect van cofinanciering, namelijk betrokkenheid en zorgvuldigheid bij het uitgeven van EU-geld, teniet wordt gedaan?

Antwoord 3

Het artikel in BN DeStem spreekt van «(...) lopende projecten waar toch al geld heen ging». De situatie is echter als volgt: het projectvoorstel uit Breda betreft drie nieuwe (deel)projecten: één op het gebied van onderzoek naar gezondheidsachterstanden in achterstandwijken, één op het gebied van regionale economie en één op het gebied van het tegengaan van overlast door jongeren. Er is hierbij wel degelijk sprake van cofinanciering: volgens de gemeente Breda bestaat die cofinanciering deels uit geld van woningcorporaties en deels uit gelden uit het gemeentebudget.

Vraag 4

Deelt u de mening dat alleen het uitwisselen van ervaringen tussen ambtenaren van de gemeenten Breda en Antwerpen een te magere basis is om de tussenkomst van de Europese Unie door middel van subsidies te rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De gemeente Breda probeert aanspraak te maken op een subsidie uit het Interreg-programma dat onderdeel uitmaakt van cohesiedoelstelling 3, Europese territoriale samenwerking. De beoordeling van de projectvoorstellen geschiedt door een speciaal hiervoor opgerichte stuurgroep. Daarbij gelden strikte criteria. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van een toegevoegde waarde en voordelen die bij enkel een nationale aanpak niet mogelijk zouden zijn en de te verwachten resultaten dienen helder gedefinieerd en gekwantificeerd te worden. In de praktijk blijkt dat meer dan de helft van de projectvoorstellen uiteindelijk wordt afgewezen omdat ze niet aan de strikte voorwaarden voldoen.

Vraag 5

Bent u bereid bij de onderhandelingen over de financiële perspectieven na 2013 er op in te zetten dat dit soort «grensoverschrijdende samenwerking» wordt uitgesloten van toekomstige EU-subsidies? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nederland is tegen het rondpompen van geld. Subsidies uit het cohesiebeleid dienen enkel gericht te worden op de armste regio’s in de armste lidstaten. Daarnaast is er een rol voor de EU weggelegd bij het realiseren van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale projecten die niet tot stand zouden komen wanneer nationale kosten-batenanalyses negatief uitpakken, terwijl de grensoverschrijdende kosten/batenafweging positief is.


X Noot
1

  http://www.bndestem.nl/regio/breda/8019217/Breda-gaat-overzees-samenwerken.ece

Naar boven