Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de oproep van Turkse professionals om meer aandacht te schenken aan de integratieproblematiek van Turkse jongeren (ingezonden 12 januari 2011).

Antwoord van minister Donner (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 9 februari 2011).

Vraag 1 t/m 4

Herkent u de signalen van de groep Turks-Nederlandse professionals in het manifest1 over integratieproblemen onder Turkse jongeren? Hebt u informatie waaruit blijkt dat sprake zou zijn van afnemende binding met de Nederlandse samenleving onder Turkse of Turks-Nederlandse jongeren, toegenomen isolement of versterkte concentratie op de eigen Turkse afkomst, op andere personen van Turkse herkomst, op het geloof of op conservatieve Turkse organisaties? Is er wat dat betreft daadwerkelijk sprake van een trend ten opzichte van het verleden?

Hebt u andere signalen opgevangen die zouden wijzen op een negatieve ontwikkeling in de integratie en participatie van Turkse jongeren?

Herinnert u zich onder meer de stellingen in het Jaarrapport Integratie 2010 van het CBS dat enerzijds positief bericht over de integratie onder de tweede generatie allochtonen (waaronder Turkse jongeren), maar waarin ook onder meer wordt gesteld dat Turken minder vaak participeren, minder sociaal vertrouwen hebben, minder belangstelling hebben in de politiek en zich minder vaak grotendeels of geheel Nederlander voelen dan andere groepen niet-westerse allochtonen?

Welke verklaringen ziet u voor deze door het CBS geconstateerde feiten? Ziet u bijvoorbeeld specifieke belemmeringen of ontwikkelingen bij Turkse migranten, hun kinderen en kleinkinderen die succesvolle participatie in de Nederlandse samenleving bemoeilijken? Zo ja, welke zijn dat in uw ogen?

Antwoord 1 t/m 4

Ja, de signalen uit het manifest zijn bekend. Over duiding en analyse van de signalen verschillen de meningen, zoals onder andere ook blijkt uit de reacties vanuit de Turks-Nederlandse gemeenschap op het manifest in de media.

Het kabinet herkent deels de signalen en verwijst in dit verband naar de Jaarrapporten Integratie 2009 en 2010 waarin ook positieve trends zichtbaar zijn.

Zo beschouwt circa 45% van de Turkse tweede generatie van 18 jaar en ouder zichzelf grotendeels of helemaal als Nederlander. Bij de eerste generatie is dit slechts 15%. Ook onderhoudt de tweede generatie Turkse Nederlanders tussen de 20 en 35 jaar vaker contacten met autochtone Nederlanders dan de eerste generatie.

In vergelijking met 15 jaar geleden, blijkt wel dat de tweede generatie Turken meer in eigen kring verkeert. Ook blijft de vooruitgang in taalontwikkeling bij Turkse jongeren enigszins achter bij die van de andere herkomstgroepen.

Ruim de helft van de Turken gaat in hun vrije tijd om met leden uit de eigen gemeenschap zo blijkt uit het Sociaal en Cultureel Rapport 2010 «Wisseling van de Wacht». Thuis wordt voornamelijk Turks gesproken, Turkse kranten gelezen, Turkse televisie gekeken en men is voornamelijk lid van Turkse verenigingen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen betere taal- en rekenresultaten boeken als thuis Nederlands wordt gesproken. De gerichtheid op de eigen groep belemmert daarmee het toekomstperspectief van kinderen en jongeren van Turks-Nederlandse afkomst.

Aan de andere kant zijn Turks-Nederlandse jongeren de achterstanden in een rap tempo aan het inlopen. Er is net als bij andere herkomstgroepen sprake van een verhoging van deelname aan het hoger onderwijs, verhoging van de arbeidsparticipatie en stijging van het zelfstandig ondernemerschap.

Vraag 5

Kunt u toelichten of naar uw mening in het integratiebeleid voldoende aandacht is voor de specifieke problematiek van deze jongeren? In hoeverre is een gerichte aanpak van deze specifieke problematiek nog mogelijk, gelet op de in het regeerakkoord overeengekomen bezuiniging op specifiek integratiebeleid?

Antwoord 5

Wat voorop blijft staan, is de eigen verantwoordelijkheid van mensen om te investeren in hun toekomst in Nederland. Ook voor de Turkse Nederlanders geldt dat zij zelf als eerste aan zet zijn om hun achterstanden in te lopen.

Het kabinet stelt zich dan ook op het standpunt dat de problematiek waar een deel van de Turks-Nederlandse jongeren mee te maken heeft niet via specifiek beleid moet worden aangepakt. Daarmee worden groepen stelselmatig apart gezet. Dit is niet effectief. Personen moeten beoordeeld worden op hun gedrag en niet op hun herkomst.

Dit kabinet zet zich in voor een beter bereik en effectiviteit van het generieke beleid voor alle groepen. Daar waar sprake is van een bijzondere problematiek zal binnen de generieke aanpak maatwerk moeten plaatsvinden.

Vraag 6

Acht u de verharding van het politieke klimaat, dat door de ondertekenaars van het manifest genoemd wordt als één van de oorzaken voor de door hen gesignaleerde toegenomen afkeer van de Nederlandse samenleving, als een probleem? Trekt u zich het signaal aan dat jongeren met een niet-westerse herkomst zich minder thuis gaan voelen in Nederland door het harde politieke klimaat? Zo ja, hoe denkt u daar verandering in te kunnen brengen?

Antwoord 6

Zoals in het antwoord op de vragen 1 tot en met 4 is aangegeven, worden de signalen van de schrijvers van het manifest vanuit de Turks-Nederlandse gemeenschap verschillend geduid. Dat geldt ook voor de mogelijke oorzaken. Uiteraard is het van belang dat iedere burger van Nederland zich thuis voelt in Nederland. De mate waarin mensen zich meer of minder thuis voelen, hangt van vele factoren af zoals het hebben van werk of de mate van participatie in de directe leefomgeving en breder in de samenleving, naast de eigen appreciatie van het meteorologisch, sociaal, economisch en politieke klimaat.

Vraag 7

Bent u benaderd door de groep ondertekenaars en zo ja, wat heeft u daarmee gedaan? Bent u bereid om met hen het gesprek aan te gaan naar aanleiding van het manifest?

Antwoord 7

Er is op ambtelijk niveau overleg geweest met twee van de opstellers van het manifest en het Inspraakorgaan Turken (IOT). In het gesprek werd de inzet van dit kabinet onderschreven, dat men zelf verantwoordelijk is om mee te doen, maar voorts dat het ook van belang is dat het reguliere beleid ook allochtone jongeren, en dus ook de Turks-Nederlandse jongeren, in voldoende mate bereikt en op een effectieve manier helpt.

De opstellers zijn voornemens een expertmeeting te organiseren over de mogelijkheden voor Turks-Nederlandse jongeren om te participeren in de Nederlandse samenleving. De bedoeling is dat behalve de eigen gemeenschap ook welzijnsinstellingen, wetenschappers en bedrijfsleven worden betrokken. Afgesproken is om in gesprek te blijven over dit onderwerp met het IOT en de opstellers van het manifest.


X Noot
1

de Volkskrant, Manifest Turks-Nederlandse professionals: Problematiek jongeren zeer verontrustend, 10 januari 2011.

Naar boven