Vragen van de leden Gesthuizen en Van Raak (beiden SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Nederland de Verenigde Staten nauwgezet op de hoogte houdt van lopende terreuronderzoeken (ingezonden 21 januari 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 8 februari 2011).

Vraag 1

Is het waar dat Nederland de Verenigde Staten nauwgezet op de hoogte houdt van lopende terreuronderzoeken? Zo ja, wat gebeurt er precies? Welke instanties zijn hier verantwoordelijk voor?1

Antwoord 1

Strafrechtelijke onderzoeken naar terroristische misdrijven zijn uit de aard internationale onderzoeken. Nederland werkt derhalve nauw samen met andere landen, waaronder de Verenigde Staten. Het uitwisselen van informatie tussen de Nederlandse en buitenlandse politiediensten maakt daarvan deel uit. Deze informatie-uitwisseling vindt uiteraard plaats onder voorwaarden. Zo mag de politie alleen gegevens verstrekken waarover zij zelf beschikt en waarvoor geen bijzondere bevoegdheden of dwangmiddelen moeten worden toegepast.

Teneinde de informatie-uitwisseling zo optimaal mogelijk te laten plaatsvinden heeft een aantal buitenlandse politiediensten zogenaamde liaison officers in Nederland gestationeerd. Voor de VS zijn liaison officers van FBI, DEA en DHS gestationeerd op de Amerikaanse ambassade. Ook Nederland heeft liaison officers gestationeerd in diverse landen. Een buitenlandse liaison officer heeft geen vrije toegang tot de Nederlandse politiesystemen en heeft derhalve geen toegang tot aan terrorisme gerelateerde politieonderzoeken. Een liaison officer heeft in Nederland geen opsporingsbevoegdheid.

Vraag 2

Is het waar dat hierbij ook vertrouwelijke informatie, waaronder persoonsgegevens, is doorgestuurd aan de ambassade van de Verenigde Staten, soms zelfs terwijl de huiszoeking nog aan de gang was?

Antwoord 2

De uitwisseling van informatie tussen politiediensten betreft informatie die in het kader van de opsporing van belang is. Daartoe kunnen namen, nummers en adressen behoren. De buitenlandse autoriteit dient zijn systemen immers te raadpleden, en dat kan alleen aan de hand van concrete en gedetailleerde informatie. Voor de goede orde merk ik op dat informatie niet wordt uitgewisseld met ambassades, maar met opsporingsambtenaren die zijn geplaatst bij een ambassade.

Vraag 3

Is hier gehandeld in strijd met de wet? Hoe vaak is dat gebeurd? Op welke wijze is deze gang van zaken controleerbaar voor bijvoorbeeld de advocaten van verdachten?

Antwoord 3

Nee. Het zelfstandig afdoen door de politie van buitenlandse verzoeken om informatie heeft een wettelijke grondslag in artikel 552i, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Tijdens het onderzoek wordt de verkregen informatie als vertrouwelijk aangemerkt, in die zin dat openbaarmaking het onderzoek kan schaden. Indien de informatie als bewijs in een strafzaak zal worden gebruikt, dient daaraan een justitieel rechtshulpverzoek ten grondslag te liggen. In die gevallen is voor de verdediging controleerbaar op welke wijze het bewijs tot stand is gekomen.

Vraag 4

Wat gebeurt er wanneer de verdachte achteraf ten onrechte als verdachte blijkt te zijn aangemerkt? Worden dan alle aan de Verenigde Staten verstrekte gegevens ook daar vernietigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt daar op toegezien?

Antwoord 4

Wanneer achteraf blijkt dat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt, wordt daarvan melding gemaakt bij de politiemedewerker van het betreffende land waarmee informatie-uitwisseling heeft plaatsgevonden. Het is vervolgens aan het betreffende land om te beoordelen of de verstrekte informatie verwijderd moet worden.


X Noot
1

Nos.nl, «Nauw contact politie en ambassade VS», 17 januari 2011.

Naar boven