Vragen van het lid Van Bemmel (PVV) aan de minister van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat de decentrale overheden verloedering van bedrijventerreinen negeren (ingezonden 13 januari 2011).

Antwoord van minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu), mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 4 februari 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Randstedelijke Rekenkamer, het publicatierapport «Regie op herstructureren bedrijventerreinen»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het stimuleren van de verkoop van bedrijfskavels boven de marktprijs geen overheidstaak is, maar dat dit overgelaten moet worden aan de markt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ja, het stimuleren van de verkoop van bedrijfskavels boven de marktprijs is geen overheidstaak. De praktijk wijst echter uit dat daar waar gemeenten betrokken zijn bij de uitgifte van kavels van bedrijventerreinen de afgelopen decennia juist sprake is geweest van kunstmatig lage grondprijzen, veelal uit concurrentieoverwegingen tussen gemeenten. Dit belemmert een efficiënt grondgebruik. Aanbeveling is juist dat grondprijzen meer marktconform tot stand komen. Dit kan bijvoorbeeld via de residuele grondprijsmethodiek op basis van regionale afstemming van vraag en aanbod naar terreinen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het regionaal verevenen van grondprijzen een politiek correcte term is voor grondprijsafspraken maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee. De Handreiking uitvoeringsstrategie – die door de Bestuurlijke werkgroep Uitvoeringsstrategie (her)ontwikkeling bedrijventerreinen (BWU) onder voorzitterschap van J.A. Jorritsma is opgesteld – beveelt gemeenten aan om in regionaal verband aan te koersen op een regionaal grondbeleid en daarbij marktconforme grondprijzen te hanteren. Afspraken over regionaal grondbeleid moeten natuurlijk passen binnen de kaders van de Mededingingswet. Dit betekent dat gemeenten onderling geen afspraken mogen maken over grondprijzen of grondprijsverhogingen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het leefbaar houden van bedrijventerreinen een verantwoordelijkheid is van de decentrale overheden en dat het Rijk hier geen leidende rol in moet nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja, de aanpak van het nieuwe bedrijventerreinenbeleid legt de verantwoordelijkheid van het bedrijventerreinenbeleid, overeenkomstig het Regeerakkoord en zoals vastgelegd in het convenant bedrijventerreinen 2010–2020 (Rijk, IPO en VNG), bij de decentrale overheden.

Vraag 5

Indien de provincies in de toekomst tekortschieten bij het leefbaar houden van bedrijventerreinen, bij wie ligt volgens u dan de verantwoordelijkheid?

Antwoord 5

Met de nieuwe aanpak van bedrijventerreinen ligt de verantwoordelijkheid voor het leefbaar houden van bedrijventerreinen bij de decentrale overheden.

Naar boven