Vragen van het lid
Van Gerven
(SP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over dioxine in diervoeders (ingezonden 5 januari
2011).
Antwoord van staatssecretaris
Bleker
(Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 2 februari 2011).
Vraag 1
Is het mogelijk dat ook in Nederland partijen diervoeders met dioxine worden geleverd? Zo nee, welke garantie kunt u daarvoor
geven?1
Antwoord 1
Voor zover op dit moment bekend en, door de Duitse autoriteiten aangegeven, zijn er geen partijen diervoeders met dioxine
geleverd in Nederland.
Vraag 2
Welke maatregelen zijn er genomen sinds het dioxineschandaal met veevoer in 1999?
Antwoord 2
Tot eind 2004 was het toezicht op de diervoederregelgeving in handen van het Productschap Diervoeders. Daartoe was in productschapverordeningen
uitvoering gegeven aan de Europese richtlijnen ten aanzien de productie, opslag en distributie van diervoeders. Vanaf 2004
wordt via de kaderwet Diervoeders uitvoering aan de Europese regelgeving gegeven en houdt de overheid hier zelf toezicht op.
Daarnaast zijn er op het Europese vlak een aantal nieuwe verordeningen van kracht waaronder de Diervoederhygiëneverordening
(nr. (EG) 183/2005). De belangrijkste aspecten hiervan zijn de nadrukkelijk eigen verantwoordelijkheid van het diervoederbedrijf
voor de veiligheid van haar producten, en de verplichting een Hazard Analyses Critical Control Point (HACCP) plan geïmplementeerd
te hebben. Dit laatste moet ervoor zorgen dat het bedrijf de risico’s van grondstoffen en productieproces in kaart brengt
en beheerst.
De nVWA houdt toezicht op naleving.
Tevens heeft de diervoedersector het GMP+ kwaliteitssysteem in het leven geroepen. Belangrijke aspecten hierin zijn risicobeoordeling
van diervoedergrondstoffen en certificering van bedrijven.
Onderdeel daarvan is dat diervoederbedrijven uitsluitend mogen afnemen van bedrijven die GMP+ gecertificeerd zijn.
Bovendien zijn er nog de initiatieven in de diervoedersector van TrusQ en Safefeed, die specifiek op de risico’s van de inkoop
van grondstoffen gericht zijn.
Zowel het overheidstoezicht als het private toezicht binnen de diervoedersector hebben ertoe geleid dat de naleving is verbeterd
en de kans op misstanden is verkleind.
Vraag 3
Wat zijn de belangrijkste bronnen van dioxine in Nederland? Hoe vindt controle en handhaving hierop plaats?
Antwoord 3
Er zijn diverse oorzaken van een verontreiniging van diervoeders met dioxine denkbaar. Contact met verbrandingsgassen bij
droogprocessen, verontreiniging vanuit de lucht en vroegere vulkanische activiteit bij delfstoffen zijn daarbij bekende voorbeelden.
In de eerste plaats is, zoals ook al is aangegeven bij vraag 2, het diervoederbedrijf verantwoordelijk voor de veiligheid
van de geproduceerde diervoeders, en daarmee voor de controle op ongewenste stoffen. De nVWA controleert hierop op basis van
het Nationaal Plan Diervoeders. In dit plan heeft de nVWA grondstoffen opgenomen die een potentieel risico vormen voor de
dier- en volksgezondheid. Dit Nationaal Plan Diervoeders is openbaar en inzichtelijk op de website van de nVWA.
Vraag 4, 5
Hoe is de handhaving en controle op opslag en verkoop van partijen vetten op dioxine in Nederland geregeld?
Acht u de controle en handhaving op vetten voor de veevoerindustrie voldoende? Zo ja, hoe kon deze partij via Nederland verhandeld
worden? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen?
Antwoord 4, 5
De nVWA houdt risicogebaseerd toezicht. Alle diervoederbedrijven (productiebedrijven en opslagbedrijven) worden jaarlijks
minimaal één keer gecontroleerd. Het Nederlandse bedrijf dat in deze crisis betrokken is, staat onder regulier toezicht van
de nVWA.
Daarnaast wordt via het hierboven reeds genoemde Nationaal Plan diervoeders een monitoring uitgevoerd op ongewenste stoffen
in diervoeders. In 2011 worden daartoe 550 monsters onderzocht op dioxines. Vetten en oliën maken hier ook deel vanuit (100
monsters).
De partij vetten die via Nederland is verhandeld betreft zogenaamde technische vetten. Dat wil zeggen dat deze vetten niet
toegepast mogen worden in diervoeders of in de levensmiddelenindustrie.
Na de melding dat de verontreinigde vetten afkomstig waren uit Nederland heeft de nVWA een uitgebreid (dossier)onderzoek verricht
bij de betreffende Nederlandse tussenhandelaar. Uit dit onderzoek van onder andere de vervoersdocumenten en het leveringscontract
blijkt dat dit bedrijf de vetten als technisch vet heeft verkocht en dus te goeder trouw heeft gehandeld. Ook de Duitse autoriteiten
en de Europese Commissie hebben dit in een eerder stadium geconcludeerd.
Vraag 6
Is het waar dat er nog altijd niet per ingekochte partij vetten door vetsmelterijen en handelaren in afvalvetten wordt gecontroleerd
op dioxine? Zo ja, bent u bereid om per partij ingekochte afvalvetten een dioxinetest te verplichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals ik bij vraag 2 en 3 heb aangegeven is het diervoederbedrijf primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de diervoeders
die het produceert. Een bedrijf dient de risico’s te beoordelen van haar grondstoffen en eindproduct en deze risico’s te borgen.
Dit kan per vet en oorsprong verschillend zijn. De nVWA controleert bij haar inspecties of het diervoederbedrijf, in dit geval
de vetsmelterij of handelaar, de risico’s voldoende benoemt en controleert. In geval van nalatigheid op dit vlak riskeert
het bedrijf een proces-verbaal of een bestuurlijke maatregel in de vorm van intrekking van de registratie of stilleggen van
het bedrijf.
XNoot
1RTL4 Nieuws en Teletekst, 4 januari 2011.