Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Veiligheid en Justitie over een inventarisatie naar de sluiting van coffeeshops door voorgenomen kabinetsbeleid (ingezonden 6 januari 2011).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 31 januari 2011).

Vraag 1 en 2

Wat is uw reactie op het bericht «Zes op de tien coffeeshops bij kabinetsbeleid dicht», waarin gesteld wordt dat 57,9% van de Nederlandse coffeeshops in veertien steden door het kabinetsbeleid zou moeten sluiten?1

Bent u bereid in uw drugsnota, op basis van het door u gestelde afstandscriterium tussen coffeeshops en scholen, een lijst op te nemen met daarin alle coffeeshops die te maken krijgen met sluiting? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1 en 2

In het regeerakkoord staat vermeld dat er een afstand van tenminste 350 meter tussen scholen en coffeeshops dient te zijn, en dat de Minister van Veiligheid en Justitie erop zal toezien dat gemeenten dit afstandscriterium en de overige relevante delen van het landelijke coffeeshopbeleid handhaven. Het kabinet is zich ervan bewust dat de gevolgen van deze maatregelen voor coffeeshops aanzienlijk kunnen zijn. Dat is ook gebleken in de gemeenten die al eerder op eigen initiatief met een afstandscriterium zijn gaan werken. Het kabinet is echter van oordeel dat de beleidsdoelstellingen die met het regeerakkoord zijn beoogd deze gevolgen rechtvaardigen. Ik zie dan ook geen reden om een lijst zoals door u bedoeld op te stellen.

Vraag 3

Wat zijn uw verwachtingen omtrent de toename van de hoeveelheid straathandel, zoals die ook is toegenomen door de sluiting van coffeeshops in West-Brabant? Bent u bereid een nulmeting uit te voeren naar de effecten van het gebruik van harddrugs, de straathandel en de daarmee samenhangende overlast, zodat de consequenties van het ingezette beleid nauwkeurig kunnen worden vastgesteld?

Antwoord 3

Een vergelijking met de gemeenten in West-Brabant is niet zonder meer te maken, omdat in deze gemeenten alle coffeeshops hun deuren moesten sluiten, terwijl het afstandscriterium in het algemeen minder verstrekkende gevolgen zal hebben. De gevolgen op de straathandel zullen dan ook moeten worden afgewacht. Indien straathandel wordt aangetroffen dan zal die met de beschikbare wettelijke mogelijkheden worden aangepakt door het lokaal bestuur, Openbaar Ministerie en de politie. De straathandel is ook een punt van aandacht van de Taskforce bestrijding georganiseerde criminaliteit in Brabant, waar het aangescherpte coffeeshopbeleid van het kabinet versneld wordt invoerd. De Taskforce beziet in dat kader ook of een nulmeting gewenst is. Ik wacht dit af voordat ik besluit over een landelijke nulmeting.

Vraag 4

Welke rol spelen gemeenten in de totstandkoming van uw beleid? In hoeverre wilt u rekening houden met lokale situaties en lokaal maatwerk accepteren, zeker in steden waar in goed overleg al tot afspraken met coffeeshops is gekomen, en waar de AHOJ-G2 criteria goed worden nagekomen, ook wat betreft jongeren?

Antwoord 4

Binnen de kaders van het regeerakkoord wordt overleg gevoerd met verschillende gemeenten, bijvoorbeeld in het kader van de Taskforce Brabant.


XNoot
1

NRC Handelsblad, 4 januari 2011.

XNoot
2

Door het Openbaar Ministerie opgestelde criteria waar coffeeshops zich aan moeten houden (Geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan jeugdigen, geen verkoop van grote hoeveelheden).

Naar boven