Vragen van de leden Pechtold en Dijkstra (beiden D66) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over internationale beleidsbeïnvloeding op het gebied van LHBT-emancipatie en LHBT-mensenrechten (ingezonden 24 december 2010).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 28 januari 2011).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «VN-stemming overwinning voor homo-organisaties»?1

Antwoord 1

De Nederlandse regering is verheugd over het behaalde resultaat: zonder de inzet van een groep landen die actief in de VN opkomt voor LHBT-rechten, waaronder Nederland en met name ook de VS, zou het niet mogelijk zijn geweest om de verwijzing naar seksuele oriëntatie in de resolutie over buitengerechtelijke executies te handhaven.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de verwijzing naar «seksuele gerichtheid» in de resolutie mede tot stand is gekomen door werkzaamheden van organisaties die zich specifiek richten op lesbiennes, homo’s, bi’s en transgenders (LHBT)?

Antwoord 2

De verschillende NGO’s die zich in VN-verband inzetten voor de bevordering van de rechten van LHBT hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan dit succes.

Vraag 4

Is het waar dat LHBT-emancipatie en LHBT-mensenrechten momenteel een prioriteit vormen binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid? Zo ja, zal dit zo blijven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De emancipatie van LHBT is en blijft een prioriteit in zowel het binnenlandse als het buitenlandse beleid van dit kabinet. Op korte termijn ontvangt u een notitie van de minister van OCW, mede namens de minister van BZ, waarin de voornemens van dit kabinet op het gebied van de bevordering van onder andere homo-emancipatie nader uiteen worden gezet.

Vraag 5

Is het waar dat de ondersteuning die Nederland momenteel biedt aan COC Nederland voor beleidsbeïnvloeding en beleidsinformatie op het gebied van LHBT-emancipatie en LHBT-mensenrechten bij de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en bij het buitenlands beleid van de Europese Unie op 1 januari 2011 afloopt?

Antwoord 5

Het is juist dat de programmasubsidie voor het COC uit het Mensenrechtenfonds afliep op 31 december jongstleden.

Vraag 6

Bent u voornemens voornoemde ondersteuning voort te zetten of te intensiveren? Wanneer neemt u daarover een definitief besluit?

Antwoord 6

De minister van OCW en ik zijn positief over het lobbywerk dat het COC in de verschillende internationale fora verricht. De aanvraag van het COC voor vervolgfinanciering van deze activiteiten zal ik op gelijke voet behandelen met subsidie-aanvragen van andere mensenrechtenorganisaties. In het Subsidiebesluit dat op 21 december 2010 in de Staatscourant werd gepubliceerd (nr. 20433) is bepaald dat subsidieverzoeken voor het Mensenrechtenfonds 2011 kunnen worden ingediend tot en met 31 maart 2011. Dat betekent dat in april een afweging wordt gemaakt welke van de binnengekomen projectvoorstellen voor subsidie in aanmerking komen. De keuze zal afhangen van de kwaliteit van de voorstellen en de mate waarin de voorstellen aansluiten bij de beleidsprioriteiten van dit kabinet op het gebied van mensenrechten.

Vraag 7 en 8

Wanneer u voor 1 januari 2011 geen besluit neemt over voornoemde ondersteuning, of besluit de ondersteuning niet voort te zetten, hoe wordt dan voorkomen dat de opgebouwde expertise verloren gaat en/of dat beleidsbeïnvloeding op het gebied van LHBT-emancipatie en LHBT-mensenrechten bij de VN, de OVSE, de Raad van Europa en de Europese Unie - en de informatie uitwisseling daarover met het ministerie van Buitenlandse Zaken- stil komt te liggen?

Bent u bereid om een overbruggingsregeling te treffen om dit te voorkomen? Bent u bereid met LHBT-veldorganisaties, waaronder het COC, in gesprek te gaan om te zoeken naar een oplossing voor deze kwestie?

Antwoord 7 en 8

Het is belangrijk dat de verstrekking van subsidies op een eerlijke en transparante manier gebeurt. Daarom wacht ik met een beoordeling van de aanvraag van het COC tot na 31 maart. Daarbij komt dat subsidie vanuit het Mensenrechtenfonds niet het karakter heeft van een instellingssubsidie, maar projectmatig van aard is. Het is de eigen verantwoordelijkheid van het COC om de opgebouwde expertise in stand te houden.

Rest mij nog toe te voegen dat er geregeld overleg met het COC plaatsvindt over buitenlands homobeleid. De samenwerking met het COC op dit vlak is goed en intensief.


XNoot
1

COC Nederland, «VN-stemming overwinning voor homo-organisaties», 21 december 2010.

Naar boven