Vragen van de leden
Pechtold
(D66),
Cohen
(PvdA),
Roemer
(SP),
Halsema
(Groenlinks),
Rouvoet
(ChristenUnie),
Van der Staaij
(SGP) en
Thieme
(PvdD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over afrekenbare en controleerbare kabinetsdoelen met betrekking
tot beloningen voor leraren (ingezonden 13 december 2010).
Antwoord van staatssecretaris
Zijlstra
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 28 januari 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr.
1057.
Vraag 1
Klopt het dat het kabinet goede prestaties van docenten sterker wil belonen door opbrengstgerichte prestatiebeloningen voor
leraren te introduceren?1
Vraag 2
Kan het kabinet aangeven op welke leraren, in welke sectoren van het onderwijs dit voornemen betrekking heeft?
Antwoord 2
Op leraren in de sectoren po, vo en mbo.
Vraag 3
Hoe definieert het kabinet goede prestaties van leraren? Wat is hierin de rol van individu, team en school?
Antwoord 3
Om gericht in te zetten op wat het beste werkt in de Nederlandse situatie worden de komende tijd in samenwerking met het CPB
en de Erasmus Universiteit experimenten opgezet en gemonitord. Het gaat om experimenten met uiteenlopende vormen van prestatiebeloning
op basis van uiteenlopende, meetbare criteria. De resultaten van deze experimenten leveren de evidence base voor de structurele
vormgeving van de maatregel.
Vraag 4
Welke criteria gebruikt het kabinet om deze prestaties te meten?
Antwoord 4
Bij de experimenten is aandacht voor verschillende criteria zoals toegevoegde waarde of leerwinst, maar ook de rol van de
schoolleider, leerlingoordelen, etc.
Vraag 5
Hoe gaat het kabinet de prestaties van leraren meten?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Wat is het uitgangspunt per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren?
Antwoord 6
Het uitgangspunt bij de uitwerking van de verschillende experimenten is dat zij voldoende objectiveerbare informatie leveren
voor de uiteindelijke vormgeving van de maatregel.
Vraag 7
Hoeveel meer gaat een goede leraar uitgedrukt in procenten bij het kabinet verdienen ten opzichte van gemiddelde leraren?
Antwoord 7
Ook de hoogte van de beloning behoort tot de variabelen van de experimenten.
Vraag 8
Kan het kabinet aangeven hoeveel leraren naar verwachting aanspraak maken op een prestatiebeloning?
Antwoord 8
Nee. Dat is afhankelijk van de uiteindelijke vormgeving van de maatregel (bijvoorbeeld een beloning op basis van absolute
of relatieve groei).
Vraag 9
Hoeveel van deze leraren wil het kabinet per wanneer met de prestatiebeloning bereiken?
Antwoord 9
Het doel van de maatregel is niet het belonen van een vastgesteld percentage leraren in een bepaald jaar, maar het realiseren
van een kwaliteitsverbetering.
Vraag 10
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Antwoord 10
De voorbereidingen voor de experimenten vinden plaats in 2011, vanaf 2012 starten de experimenten. Tot en met 2014 is er gelegenheid
om de experimenten te verbreden en te monitoren. Conform de in het regeerakkoord geschetste oploop van het budget kan de maatregel
vanaf 2014–2015 structureel worden ingevoerd.
Vraag 11
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 13
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Antwoord 13
In het regeerakkoord is besloten hiervoor op de aanvullende post het volgende bedrag te reserveren: € 10 mln. in 2012, € 20
mln. in 2013, € 40 mln. in 2014, € 200 mln. in 2015 en € 250 mln. structureel. Zie voor de instrumenten het antwoord op vraag
3 en 4.
Vraag 14
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Antwoord 14
Via het reguliere verantwoordingsproces, in het departementaal jaarverslag dat op Verantwoordingsdag aan de Tweede Kamer wordt
aangeboden door de minister van Financiën.
XNoot
1Regeerakkoord, pagina 31.