Vragen van de leden
Aptroot
en
Hennis-Plasschaert
(beiden VVD) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Infrastructuur en Milieu over het Europees Kaderbesluit wederzijdse
erkenning op geldelijke sancties (ingezonden 17 december 2010).
Antwoord van staatssecretaris
Teeven
(Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 21 januari 2011).
Vraag 1
Kent u het bericht «Einde aan buitenlands boeteleed»?1
Vraag 2
Is het waar dat (zoals beschreven in bovengenoemd bericht) een verbalisering in Frankrijk simpel via het Centraal Justitieel
Incassobureau (CJIB) kan worden geïnd?
Antwoord 2
Het Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76, hierna:
«het kaderbesluit») maakt het mogelijk dat onherroepelijke geldelijke sancties, zoals verkeersboetes, aan de bevoegde autoriteit
van een lidstaat waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie de beslissing is gegeven, eigendom heeft of inkomsten
geniet, gewoonlijk verblijf houdt of, in geval van een rechtspersoon, zijn statutaire zetel heeft, worden gezonden. De bevoegde
autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent de beslissing zonder verdere formaliteiten en neemt onverwijld alle maatregelen
tot tenuitvoerlegging ervan, behalve wanneer zij zich beroept op de in het kaderbesluit opgesomde gronden tot weigering of
tenuitvoerlegging. Er is geen tussenkomst meer nodig van een officier of een rechter die zijn gezag aan de beslissing dient
te verbinden. Hierdoor kan een door de Franse politie opgelegde boete in Nederland door het CJIB worden geïnd.
Vraag 4
Is het waar dat, indien de Nederlandse chauffeur weigert te betalen, hij of zij in Nederland kan worden aangepakt op grond
van het Europees Kaderbesluit wederzijdse erkenning op geldelijke sancties?
Antwoord 4
Door de inwerkingtreding van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties (de implementatie
van het «kaderbesluit») is het voor het CJIB mogelijk onherroepelijke boetes uit andere EU-lidstaten in Nederland te innen
indien de overtreder in Nederland woont. Het «kaderbesluit» maakt het mogelijk dat een beslissing rechtstreeks wordt toegezonden
door een centrale autoriteit in de uitvaardigende staat naar een centrale autoriteit in de uitvoerende staat. Door middel
van deze regeling kan Nederland de vordering zelf ten uitvoer leggen en daarbij de geëigende executiemiddelen inzetten. Hierbij
moet wel worden opgemerkt dat er geen verplichting bestaat tot een dergelijke overdracht; het initiatief daarvoor ligt bij
de lidstaat waar het strafbare feit is vastgesteld.
Vraag 5
Is het waar dat rij- en rusttijdovertredingen via het Europees kaderbesluit overal kunnen worden geïnd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Bij overtreding van de Arbeidstijdenwet vindt, indien deze incidenteel is, in Nederland in beginsel bestuurlijke beboeting
plaats. Bestuurlijke boetes vallen niet onder het kaderbesluit. Het kaderbesluit kan wel toegepast worden in die gevallen
waarin bij overtreding van rij- en rusttijden tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan.
Iedere lidstaat bepaalt zelf hoe een overtreding van de rij- en rusttijden bestraft wordt. Daardoor kan het per lidstaat verschillen
of het kaderbesluit ingezet kan worden. Indien (de nationale kwalificatie van) een overtreding van de rij- en rusttijden in
een bepaalde lidstaat wel onder de werkingssfeer van het kaderbesluit valt, kan overdracht naar Nederland plaatsvinden onder
het kaderbesluit en kan in Nederland de tenuitvoerlegging plaatsvinden.
Vraag 3, 6
Is het waar dat de Franse gendarme zie derhalve kan volstaan met het uitreiken van een boetebeschikking of dagvaarding?
Deelt u de mening dat de welbekende exorbitante boetes die in andere EU-lidstaten langs de weg betaald dienen te worden hiermee
tot het verleden moeten behoren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 6
Het «kaderbesluit» regelt dat boetes overgedragen kunnen worden naar een andere EU-lidstaat dan waar ze opgelegd zijn, zodat
deze sancties gemakkelijker ten uitvoer gelegd kunnen worden. Het ziet dus niet op de wijze waarop de overtredingen worden
bestraft en ook niet op de hoogte van de boetes en de vraag of een bepaald bedrag exorbitant is. Hiervoor is het recht van
het land waar de overtreding is begaan leidend.
Doordat het kaderbesluit het makkelijker maakt om boetes te innen in een andere lidstaat, neemt de noodzaak af om voor niet-ingezetenen
een apart inningsbeleid te voeren. Toch zullen naar verwachting veel lidstaten er de voorkeur aan geven om zelf de door hen
opgelegde boetes te innen. Ook in Nederland is dit beleid. Het Europese Hof van Justitie heeft destijds geoordeeld dat regels
omtrent een apart inningsbeleid voor niet-ingezetenen niet bij voorbaat onevenredig zijn, zoals in het in vraag 1 genoemde
artikel wordt betoogd (zaak C-29/95). De vraag of dit anders ligt nu het kaderbesluit in werking is getreden, is (uiteindelijk)
aan de rechter.
Vraag 7
Bent u bereid in dezen contact te zoeken met Eurocommissarissen Kallas en Reding? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik zie hiervoor thans geen noodzaak aangezien het uiteindelijk aan de rechter is om te oordelen over de regels omtrent een
apart inningsbeleid voor niet-ingezetenen (zie het antwoord op de vragen 3 en 5).
XNoot
1www.vallenduuk.nl/nieuws/450