Vragen van de leden
Pechtold
(D66),
Cohen
(PvdA),
Roemer
(SP),
Halsema
(Groenlinks),
Rouvoet
(ChristenUnie),
Van der Staaij
(SGP) en
Thieme
(PvdD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over afrekenbare en controleerbare kabinetsdoelen met betrekking
tot het sociaal leenstelsel (ingezonden 13 december 2010).
Antwoord van staatssecretaris
Zijlstra
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 20 januari 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr.
1055.
Vraag 1
Klopt het dat dit kabinet een sociaal leenstelsel voor de masterfase van opleidingen in het hoger onderwijs gaat invoeren?1
Vraag 2
Kan het kabinet aangeven welk deel van de opbrengsten van de invoering van het sociaal leenstelsel wordt geïnvesteerd in de
kwaliteit van het hoger onderwijs?
Antwoord 2
In het regeerakkoord zijn besparingen opgenomen door de invoering van een sociaal leenstelsel in de masterfase en door de
maatregel «langstudeerders». Deze besparingen zullen voor een belangrijk deel worden ingezet voor versterking van het primaire
onderwijsproces in het hoger onderwijs. Het bedrag dat het kabinet investeert in de onderwijsintensiteit bedraagt € 50 mln
in 2012, oplopend tot € 230 mln. in 2015, en tot € 300 mln. structureel.2
Vraag 3
Welke criteria gebruikt het kabinet om de kwaliteit van het hoger onderwijs te meten?
Antwoord 3
Begin februari ontvangt u de kabinetsreactie op het rapport van de commissie «Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel» (commissie-Veerman).
In deze kabinetsreactie komt de vraag aan de orde «hoe» dit rapport zal worden uitgevoerd. In het regeerakkoord is immers
reeds aangegeven dat het kabinet dit rapport zal uitvoeren. In de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek die u in juni van
dit jaar zult ontvangen, wordt het beleid nader uitgewerkt. Daarbij speelt ook de evaluatie van de huidige meerjarenafspraken
«studiesucces en kwaliteit» een rol. Deze meerjarenafspraken worden momenteel geëvalueerd door de inspectie. Recent is de
tussenevaluatie van het onderzoek verschenen. In de kabinetsreactie op commissie Veerman en in de Strategische Agenda zal
verder in worden gegaan op de criteria om de kwaliteit van het hoger onderwijs te meten.
Vraag 4, 5
Op welke wijze meet dit kabinet deze criteria?
Hoeveel moeten de prestaties van het Nederlandse hoger onderwijs verbeteren om de doelstelling van het kabinet te bereiken,
dat door het invoeren van het sociaal leenstelsel de kwaliteit van het onderwijs verbetert?
Antwoord 4, 5
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Veerman die u in februari
a.s. ontvangt en naar de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek (juni 2011).
Vraag 6
Wanneer kunnen volgens dit kabinet studenten zeggen dat zij weliswaar meer betalen voor hun onderwijs, maar dat zij hier ook
«veel beter onderwijs» voor terug hebben gekregen?
Antwoord 6
Invoering van het sociaal leenstelsel in de masterfase is voorzien vanaf het collegejaar 2012/2013. Voor het overige verwijs
ik u naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Veerman (februari a.s.) en naar de Strategische Agenda voor het
Hoger Onderwijs en Onderzoek (juni 2011).
Vraag 7, 8, 9, 10
Wat is het uitgangspunt per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren?
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Antwoord 7, 8, 9, 10
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Veerman die u in februari
a.s. ontvangt en naar de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek (juni 2011).
Vraag 11
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Antwoord 11
Zie antwoord op vraag 2
Vraag 12
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Antwoord 12
Dit gebeurt via het reguliere verantwoordingsproces, in het departementaal jaarverslag dat op Verantwoordingsdag aan de Tweede
Kamer wordt aangeboden door de minister van Financiën.
XNoot
1Regeerakkoord, pagina 32.
XNoot
2De financiële middelen staan op de aanvullende post van het Rijk gereserveerd.