Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over bezuinigingen op de bedrijfsvoering van een faculteit van de UvA (ingezonden 21 december 2010).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 januari 2011)

Vraag 1

Bent u bekend met de drastische reorganisatieplannen van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in verband met een vorig jaar geconstateerd begrotingstekort? Zo nee, bent u bereid u hiervan op te hoogte te stellen?

Zo ja, hoe beoordeelt u deze plannen, ook gezien de aanleiding waarbij een groot tekort op de begroting niet eerder door de verantwoordelijke Colleges van Bestuur en toezicht werd opgemerkt?

Antwoord 1

De reorganisatieplannen van de UvA zijn mij niet bekend. Beslissingen over de bedrijfsvoering van een instelling behoren tot de verantwoordelijkheid van het college van bestuur zoals is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Met dergelijke beslissingen heb ik geen bemoeienis.

Vraag 2

Op welke wijze kunt u in dergelijke situaties Colleges van Bestuur en Raden van Toezicht aanspreken op respectievelijk hun bestuurlijke rol en controlerende rol bij niet eerder geconstateerde substantiële grote tekorten, die tot dergelijke forse reorganisatieplannen moeten leiden?

Antwoord 2

Indien de jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, mij daartoe aanleiding geeft, kan ik in zeer uitzonderlijke gevallen besluiten te sanctioneren. Vanzelfsprekend kan ik daarnaast overleg plegen met het college van bestuur of met de raad van toezicht. Als de continuïteit van de instelling in gevaar komt kan ik, ingeval van een openbare universiteit zoals de UvA, ingrijpen in de samenstelling van de raad van toezicht.

Vraag 3

Vindt u het daarbij geoorloofd dat er vast personeel wordt ontslagen, niet alleen voor het wegwerken van tekorten, maar ook voor het opbouwen van een financiele reserve tot wel 10% van het jaarbudget?

Antwoord 3

Ik ga ervan uit dat het College van Bestuur van de UvA een uiterst zorgvuldige afweging maakt als het gaat om de belangen van het personeel, de studenten en de bedrijfsvoering, en de continuïteit van de instelling.

Vraag 4

Deelt u de mening dat er voorts scherp gelet dient te worden op de kwaliteit van het onderwijs en de positie van onderwijspersoneel bij faculteiten die in dergelijke financiële problemen verkeren?

Antwoord 4

De kwaliteit van het onderwijs is zonder meer belangrijk. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in eerste instantie bij de instelling. Op grond van de WHW wordt kwaliteit op een aantal manieren geborgd, zowel intern als extern (NVAO). Vanaf 1 september 2010 heeft de rvt bovendien expliciet een rol ten aanzien van de kwaliteitsborging. Voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs is uiteraard het onderwijspersoneel van belang; de positie van het onderwijspersoneel in rechtspositionele zin is echter een verantwoordelijkheid van de instelling waarmee ik geen bemoeienis heb.

Vraag 5

Zo ja, hoe gaat u dat in deze specifieke situatie controleren en borgen?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 4.

Naar boven